Invoering van het algemeen kiesrecht

Eerst komen de mannen, dan de vrouwen

In 1917 was er weer een pacificatie in Nederland. Cort van der Linden, de liberale minister-president, bedacht hierdoor een compromis voor de grote tegenstellingen in de politiek en de maatschappij, de strijd om algemeen kiesrecht en de schoolstrijd. Er werd algemeen kiesrecht ingevoerd en ook kwam er gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Eigenlijk was dit algemeen kiesrecht geen volledig algemeen kiesrecht. Het algemeen kiesrecht dat werd ingevoerd gold alleen voor mannen, zij kregen actief kiesrecht, vrouwen passief kiesrecht. Vrouwen mochten wel verkozen worden, maar mochten zelf nog niet stemmen. Door deze Grondwetsherziening in 1917 veranderde het districtenstelsel dat er in Nederland was naar een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Voor deze tijd werd er gestemd in districten en waren het vooral welgestelde mannen met aanzien die in hun kiesdistrict of regio mochten stemmen en de kamer haalden. Door dit nieuwe stelsel wierven Kamerleden stemmen onder alle Nederlanders, waar ze ook woonden. Pas in 1919 kregen vrouwen actief kiesrecht. Dit was het gevolg van het initiatiefwetsvoorstel van Marchant, hij wilde invoering van het vrouwenkiesrecht. Vrouwen mochten nu ook stemmen. Vanaf dit moment geldt er algemeen kiesrecht in Nederland. In verloop van tijd is de leeftijd wanneer men mag stemmen, de stemgerechtigde leeftijd, verlaagd van 25 jaar naar 18 jaar.

Tegenwoordig is het normaal dat wanneer je 18 jaar wordt, je naar de stembus mag om te gaan stemmen op de politieke partij waar jij voorstander van bent. Maar dit is niet altijd zo geweest. De invoering van het algemeen kiesrecht is daarom een erg belangrijk moment uit de geschiedenis van de rechtsstaat en parlementaire democratie. Door deze invoering hebben wij nu een parlementaire democratie.