Sociaal-Democratische Arbeiderspartij

En de Sociale kwestie

In de tweede helft van de negentiende eeuw speelden er enkele kwesties in Nederland. Een van deze kwesties is de Sociale kwestie. Hierbij stonden de problemen van de arbeiders centraal, zij hadden immers slechte leefomstandigheden. Het Kinderwetje van Van Houten zorgde ervoor dat kinderen onder de 12 jaar niet meer in fabrieken mochten werken. Later werd de leerplichtwet ingevoerd en verdween de kinderarbeid uit ons land. De arbeiders zelf volgden hun confessionele leiders of organiseerden zich in eigen vakverenigingen, om zo te strijden voor redelijke werktijden en hogere lonen. De arbeiders zagen het parlement niet als plek waar zij dit konden bereiken en daardoor richtten zij politieke partijen op. Een daarvan is de Sociaal Democratische Arbeiderspartij, ook wel de SDAP. Deze partij wilde de positie van arbeiders verbeteren. De SDAP werd op 26 augustus 1894 opgericht door Pieter Jelles Troelstra en bestond tot 1946. De partij is ontstaan uit een scheuring binnen de SDB, de Sociaal-Democratische Bond. De SDAP streef op democratische wijze naar een socialistische maatschappij. Belangrijke strijdpunten van de partij waren het algemeen kiesrecht, gelijkheid voor iedereen en staatseigendom van de productiemiddelen. Wat deze partij bijzonder maakt is dat zij tegen gelijkstelling van het bijzonder onderwijs waren, wat juist bij veel partijen het belangrijkste standpunt was. De partij had in 1913 al vijftien van de honderd zetels in de kamer. In 1939 nam de SDAP voor het eerst deel aan de regering. Op 9 februari 1946 ging de SDAP met de VDB en de CDU op in de PvdA.

De SDAP heeft een bijdrage geleverd aan de geschiedenis van de rechtsstaat en parlementaire democratie, omdat ze streden voor gelijkheid voor iedereen en voor algemeen kiesrecht. Dit zijn twee belangrijke kenmerken van een rechtsstaat en een parlementaire democratie.