Crematiegraf Hoogstraat

Leven in het Romeinse Rijk

De kommen en schalen op de foto zijn bijna tweeduizend jaar oud. Ze lagen in een graf, negen meter diep onder de Hoogstraat. In het graf zijn de crematieresten gevonden van een man, een vrouw en 2 kinderen. Hun lichamen waren op een brandstapel gecremeerd. Voor hun reis naar het hiernamaals hadden ze in hun graf spullen meegekregen, zoals een mantelspeld, schoenen, voedsel en de kommen en schalen. Dat aardewerk was gemaakt in Romeinse stijl. Hoe kwam het daar?

Romeinse overheersing
Kort voor het begin van de Christelijke jaartelling namen de Romeinen het zuidelijk deel van Nederland in bezit. Hun noordgrens (Limes genoemd) liep langs de Rijn, van Nijmegen tot Katwijk aan Zee. Lokale bewoners kwamen in aanraking met een nieuwe leefstijl die de Romeinen meebrachten naar deze streken. Zij legden wegen en kanalen aan en introduceerden moderniteiten als badhuizen, muntgeld, beton, dakpannen, vloerverwarming, waterleiding en kippen als huisdier. De boeren kregen meteen ook nieuwe klanten: zij leverden voedsel aan de soldaten in de Romeinse forten.

Moderne landbouw
Door sloten te graven en dammen aan te leggen werden in die periode polders gemaakt. Dammen beschermden de akkers tegen hoog buitenwater en het overtollige binnenwater kon bij eb via duikers wegstromen. Ook langs de Rotte stonden in de Romeinse tijd boerderijen. Dankzij de beheersing van de waterstand konden de boeren meer akkers aanleggen. Dat kwam goed uit, want de bevolking nam toe en de Romeinen moesten ook eten. Romeinse soldaten en hun bestuurders kochten graan, fruit en vlees op boerderijen in de buurt.

Het Romeinse leger
De grens van het Romeinse Rijk liep langs de Rijn. Langs deze Limes-grens en ten zuiden van Katwijk langs de kust bouwden de Romeinen forten op strategische punten. Mogelijk heeft ook bij de Maasmond (bij Oostvoorne) zo’n fort gelegen. In een Romeins fort konden enkele honderden soldaten verblijven. De meesten waren afkomstig uit de lokale bevolking of uit andere veroverde gebieden. Het was geen slechte baan: een goed salaris, iedere dag maaltijden en wie ziek was kreeg medicijnen. Bovendien konden soldaten in het leger leren lezen en schrijven. Dat was in die tijd iets bijzonders. Veel avontuurlijke jonge boerenzonen gingen dan ook dienst bij het Romeinse leger. Na 25 jaar gingen soldaten met pensioen. Dan kregen ze wat geld mee en werden ze Romeins staatsburger. Hun bezittingen namen ze mee terug naar hun geboortestreek.

Internationale handel
Met de komst van de Romeinen nam ook de handel toe in het Maasmondgebied. De streek lag lag op de scheepvaartroute tussen het huidige Engeland, Duitsland en Frankrijk. Zo kwamen de lokale boeren aan vissaus (een Romeinse specialiteit), wijn en het verfijnde Romeinse aardewerk.

Verlaten boerderijen
In de tweede helft van de derde eeuw ging het slecht met het Romeinse Rijk. De Romeinse legers kregen meer last van vijandelijke aanvallen en trokken zich terug naar het zuiden. In diezelfde tijd werd het landschap rond de Maasmond natter. De boeren trokken weg en het gebied raakte grotendeels ontvolkt.