Rotta

De ontginning van het veen

Rond 900 raakten de oevers van de Rotte bewoond. Dat was vlakbij de monding in de Maas. De nieuwe bewoners bouwden aan beide oevers van de Rotte boerderijen op terpen. Daardoor ontstond een langgerekt lintdorp, genaamd Rotta. Volgens een oorkonde uit 1028 stond in Rotta ook een kerk. Na 1150 trokken de bewoners weer weg.

Leven met water
Het dorp Rotta lag in een drassig veengebied. Om het gebied te ontginnen (bruikbaar te maken voor landbouw) groeven de boeren talrijke sloten, die soms wel kilometers lang waren. Ze lagen evenwijdig aan elkaar en dwars op de Rotte, zodat het veenwater weg kon lopen in de rivier. Deze afwatering hielp uiteindelijk niet echt. In het begin werden de akkers wel droger, maar door de ontwatering van het veen klonken ze ook in en kwamen daardoor weer lager te liggen. Het gevolg was dat rond 1150 Rotta overstroomde en de mensen uit dit gebied vertrokken.

Terp op terp
Op de plek waar de boeren hun huis wilden bouwen, maakten ze eerst een terp (kleine verhoging). Dan bleven hun woning en erf droog. Ze stapelden platte stukken klei, ofwel klei-plaggen, op elkaar tot het terpje zo’n halve meter hoog was. De terpjes moesten steeds weer opgehoogd worden, omdat ze door hun eigen gewicht en het gewicht van de gebouwen langzaam in de veengrond zakten. Dat betekende ook: een nieuwe boerderij bouwen. Soms deden de bewoners dat wel iedere 20 jaar.

Een boerenbedrijf
De bouw van een boerderij begon met een skelet van houten palen. Daartussen kwamen de muren: een vlechtwerk van dunne takken en twijgen, dat dicht werd gesmeerd met leem, klei-achtige aarde. Bovenop kwam een rieten dak. Gemiddeld was een boerderij zo’n 15 meter lang en 8 meter breed. Het woongedeelte had een vloer van klei en een of enkele stookplaatsen. De boerderij bestond uit een woon- en stalgedeelte. In het woondeel werd wol gesponnen en geweven. De aangetroffen spinklosjes wijzen daarop. Uit de vondsten bleek ook dat de boeren graan maalden om brood of pap van te maken. In het staldeel stond het vee op houten vlonders, zodat hun poten niet in de modder wegzakten
Op hun akkers verbouwden de boeren tarwe en gerst. In moestuinen teelden ze bonen, bieten en erwten. Runderen, kippen en ganzen werden gehouden voor het vlees. Schapen en geiten hadden de boeren waarschijnlijk vooral voor wol en melk. Onderzoekers ontdekten tenminste dat die behoorlijk oud werden.

Bloei en ondergang
De bewoners van Rotta gebruikten ook spullen van elders. Zo kochten zij wijn uit Keulen, maalstenen uit de Eifel en aardewerk uit België, Duitsland en Frankrijk. Er zijn ook munten gevonden uit Tiel. In de 12e eeuw ging het mis: het dorp overstroomde en de boerderijen kwamen onder water te staan. De mensen trokken weg en Rotta verdween.