Maria Rutgers-Hoitsema

Opkomen voor vrouwenrechten

In de grondwet van 1848 was vastgesteld dat vrouwen niet mee mochten doen aan de verkiezingen. Vanaf het midden van de 19e eeuw hebben feministen zich ingezet om dat te veranderen. Een van hen was Mietje Rutgers-Hoitsema. Mede dankzij haar kregen Nederlandse vrouwen in 1917 passief kiesrecht, ze konden gekozen worden als volksvertegenwoordiger. In 1919 kregen ze ook actief kiesrecht. Vanaf toen mochten vrouwen zelf stemmen.

Een onderwijzeres uit Friesland
Rond het midden van de 19e eeuw kwamen steeds meer vrouwen in actie om dezelfde rechten te krijgen als mannen. Zij werden feministen genoemd. Een van de eersten die in Rotterdam opkwam voor vrouwenrechten was een Friese vrouw: Mietje Rutgers-Hoitsema (1847-1934). Zij verhuisde in 1873 naar Rotterdam en ging er werken als onderwijzeres en hoofd van een meisjesschool voor uitgebreid lager onderwijs (ulo). In 1885 trouwde ze met de arts Jan Rutgers, stopte met werken en werd het boegbeeld van de Rotterdamse vrouwenbeweging.

Teveel geleuter
In 1894 richtten feministen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht op. Een goede vriendin van Rutgers-Hoitsema werd voorzitter van die club. Ze vroeg haar om in het bestuur te komen als secretaris. Hoewel Rutgers-Hoitsema daar niet zo’n zin in had, stemde ze toe. Al gauw kreeg ze spijt. Ze moest om de haverklap voor vergaderingen naar Amsterdam. En daar werd dan ook nog eens veel te veel geleuterd, vond Rutgers-Hoitsema. Ze hield het maar een paar maanden vol. Daarna richtte ze haar aandacht helemaal op Rotterdam.

Bewustwording
Ook in Rotterdam begon Rutgers-Hoitsema een afdeling van de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Zelf werd ze voorzitter. Op lezingen over vrouwenrechten kwamen maar weinig vrouwen af. Volgens Rutgers-Hoitsema durfden haar vrouwelijke stadgenoten er nog niet voor uit te komen dat ook zij kiesrecht wilden. Om dat te veranderen moesten de feministen eerst werken aan bewustwording en verbetering van de maatschappelijke positie van vrouwen. Begin 1895 richtte Rutgers-Hoitsema weer een nieuwe organisatie op: de Vereniging ter Behartiging van de Belangen der Vrouw, bedoeld voor vrouwen uit de burgerij. Een andere groep, de Rotterdamse Buurtvereniging, probeerde arbeidersvrouwen te activeren. Later zou Rutgers-Hoitsema nog betrokken zijn bij allerlei andere initiatieven, zoals Onderlinge Vrouwenbescherming, een vereniging die hulp verleende aan ongehuwde moeders.

Liever lezingen
Rutgers-Hoitsema was niet dol op het werk dat bij zo’n vereniging hoort. Misschien was het daarvoor te veel een onderwijzeres. Liever reisde ze door het land om lezingen te geven over vrouwenrechten. Ze bleef ook maar kort voorzitter van de Rotterdamse Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. Een opvolgster was niet makkelijk te vinden. De meeste bestuursleden vonden zichzelf niet geschikt voor zo’n rol als voortrekker.

Actie!
Inmiddels waren ook andere sterke Rotterdamse vrouwen actief in de strijd voor het kiesrecht. Een van hen was de onderwijzeres Martina Gezina Kramers (1863-1934). Zij zette zich in voor het Plaatselijk Kiesrechtcomité en zat ook in allerlei landelijke vrouwenorganisaties. In 1903 was ze een drijvende kracht achter de landelijke kiesrechtdemonstratie. Ondanks de stromende regen trokken 10.000 demonstranten naar het Schuttersveld. De vrouwen waren in de meerderheid; een van hen was ongetwijfeld Rutgers-Hoitsema. Uiteindelijk hadden alle acties tot succes geleid: in 1918 kwam Suze Groeneweg als eerste vrouw in de Tweede Kamer.