De Geuzen

De eerste verzetsgroep van Nederland

Rotterdam, 14 mei 1940. Een groot deel van de stad wordt gebombardeerd door de Duitsers die vier dagen daarvoor ons land binnenvielen. Het bombardement is tot in de wijde omtrek te horen en te zien. In de huiskamer van Arij Kop aan de Tweede Maasboschstraat nummer 3, zitten op dat moment het bestuur en enkele leden van de Vlaardingse wandelvereniging Flardinga bij elkaar. Ze besluiten erheen te gaan om te zien of ze kunnen helpen. Er is geen beginnen aan en verslagen keren ze terug. Die zwarte dag vallen er bijna 900 doden en raken 80.000 mensen dakloos. Nederland geeft zich over. De mannen zijn woedend, ze hebben het gevoel iets te moeten doen, maar wat…

Een paar weken later brengt medewandelaar en vriend Jan Kijne de groep in contact met Bernard IJzerdraat uit Schiedam. IJzerdraat denkt er net zo over. Hij schrijft en verspreidt al vanaf 15 mei zijn eerste ‘Geuzenberichten’ waarin hij oproept tot verzet tegen de Duitsers. Diezelfde dag nog besluiten de mannen een verzetsgroep op te richten. Die noemen ze ‘De Geuzen’, naar de bos- en watergeuzen die in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tegen de Spaanse overheersing vochten. In diezelfde huiskamer van Arij Kop, leggen ze een voor een de Geuzeneed af (zie ‘De Geuzeneed’).
Hierna verschijnt het een na het andere Geuzenbericht (zie ‘Enkele Geuzenberichten’) en steeds meer mannen uit de wijde omgeving sluiten zich bij de groep aan.

Al wandelend spioneren
Tijdens hun vele, lange wandeltochten verzamelen de Geuzen informatie over Duitse luchtafweerstellingen, legerplaatsen en munitievoorraadplekken. Ze zijn van plan die informatie aan Engeland door te geven. Zo kunnen de Engelsen bombardementen uitvoeren op de plekken die door de Geuzen zijn geregistreerd. Ook Duitse telefoonkabels moeten eraan geloven, die snijden ze in het geheim door. De zeventienjarige Jan van Wijk neemt een wel héél groot risico. Hij neemt, tijdens een bijeenkomst van Duitse soldaten in zaal Excelsior, stiekem een Duits pistool mee. Een bloedlinke actie die hij van de leiding niet meer mag herhalen. Overal vandaan verzamelen de Geuzen in het geheim wapens en springstoffen om mee te kunnen helpen als de Engelsen Nederland komen bevrijden. Dat zal heel snel gebeuren denken ze. Maar dan gaat het mis…

Per ongeluk verraden
Inmiddels is het november 1940. De oorlog is een half jaar aan de gang. Een jonge Geus die doordeweeks bij de scheepswerf Wilton-Fijenoord in Schiedam werkt, gaat in de weekends naar huis, naar Arnhem. Hij vertelt trots aan zijn broer dat er in Vlaardingen wapens klaarliggen om de bevrijders een handje te helpen. Zijn broer vertelt dat weer aan een vriend die hij vertrouwt, díe vriend wéér aan een ander en zo gaat het verder. Als de informatie uiteindelijk bij een NSB’er terechtkomt, is het lot van de Geuzen bezegeld.

Arrestaties
De ene arrestatie na de andere volgt. Als eerste wordt Jan Smit, een Geus die ook bij Wilton werkt, in de Prins Hendriklaan in Vlaardinger-Ambacht van zijn bed gelicht. Ze nemen hem mee naar het Raadhuis van Vlaardinger-Ambacht en later naar het politiebureau in Schiedam. Jan slaat bij de verhoren door en noemt de naam van Cornelis van der Jagt, een collega van hem. Van der Jagt wordt ook opgepakt. Hïj noemt weer de namen van Arij Kop en nog een aantal andere Geuzen. Ook zij worden gearresteerd. Ondertussen vernietigen de overgebleven Vlaardingse Geuzen zoveel mogelijk bewijsmateriaal. Ze maken hierbij een grote fout. Ze vergeten de Geuzen te waarschuwen die vanuit de andere steden hun verzetswerk doen. Uiteindelijk arresteren de Duitsers zo’n 230 Geuzen, waaronder ook Bernard IJzerdraat die ondertussen voor zijn werk als leraar en gobelinrestaurator in Haarlem was gaan wonen.

Het ‘Oranjehotel’
Alle Geuzen belanden in de cellenbarakken van de Scheveningse gevangenis, het zogenaamde Oranjehotel. De eerste Geus die daar omkomt is Sjaak Boezeman uit Maassluis. Hij is zo erg door de Duitsers mishandeld dat hij sterft. Ook de Surinaams joodse Vlaardingse Geus Abraham Samuel (Bram) Fernandes ondergaat dit lot. Hij sterft na verhoor op 4 maart 1941. Als de meeste bekentenissen zijn afgelegd nemen de mishandelingen af. Het lukt Arij Kop om op wc-papier geschreven briefjes aan zijn vrouw naar buiten te smokkelen. Een paar vrij rustige maanden volgen. Het is inmiddels 1941. Dan, op 19 februari van datzelfde jaar krijgen de Geuzen de aanklacht te horen. Die is verschrikkelijk. Op 1 maart horen ze de eis: IJzerdraat vier keer de doodstraf, Kijne ook vier keer, Kop drie keer, Leendert Keesmaat weer vier keer, enzovoorts, enzovoorts. Tweeëntwintig beklaagden horen de doodstraf eisen, zeventien tuchthuisstraffen en vier krijgen vrijspraak. Toch geloven ze nog steeds niet dat het zo’n vaart zal lopen. Dan volgt het vonnis. Achttien mannen krijgen de doodstraf. Drie minderjarige Geuzen kruipen door het oog van de naald. Hun doodvonnis wordt op het laatste moment omgezet in levenslang. Drie Amsterdamse ‘Februaristakers’ moeten hun plaats innemen.
Op 12 maart mogen de familieleden hun geliefden in het Oranjehotel bezoeken. Nóg houden ze goede moed: ‘Breng volgende keer de kinderen mee!’ klinkt het door de gangen…

Bij het proces zelf waren 43 mannen betrokken. Ongeveer 156 mannen zijn zonder enige vorm van proces, op transport naar Duitsland gesteld. Daar kwamen ze in Buchenwald terecht. Velen van hen keerden niet meer naar huis terug. Enkele tientallen Geuzen ontkwamen aan het noodlot en zaten slechts korte tijd gevangen.

Executie op de Waalsdorpervlakte bij Den Haag
Een dag later, op 13 maart 1941, wordt duidelijk dat er geen ‘volgende keer’ meer zal zijn. Vijftien Geuzen en drie Februaristakers worden uit hun cellen gehaald en op een rij gezet. Bernard IJzerdraat gaat voorop. Onder het zingen van het psalmvers ‘Dan ga ik op tot Gods altaren’, lopen De Geuzen naar de klaarstaande vrachtauto’s. Eenmaal op de Waalsdorpervlakte aangekomen, blijven ze het lied – psalm 43 vers 4 – zingen. Even later, om vijf uur ’s middags, klinken er geweerschoten. Dan wordt het stil. De Duitse soldaten hebben hun opdracht uitgevoerd en vertrekken. De dode lichamen van vijftien Geuzen en drie Februaristakers blijven achter in het zand. Pas na de oorlog worden hun stoffelijke resten en die van de andere geëxecuteerden opgegraven en elders herbegraven (Zie ‘De namen van de geëxecuteerden’).

Maar de Geuzen geven niet op. Een tweede lichting zet het verzet dapper voort. Dat zijn onder anderen de Vlaardingers Anton Bakker, Piet van der Harst, Piet Nieuwstraten en Piet Rook.