De eerste trein

Vlaardingen krijgt aansluiting met de wijde wereld

Vlaardingen ontwikkelt zich vanaf het einde van de negentiende eeuw snel van een betrekkelijk kleine vissersplaats tot het centrum van de (haring)visserij en haringhandel. Het wordt dan pijnlijk duidelijk dat er geen goede verbindingswegen zijn met het achterland voor het vervoer van de producten. Daarover klagen in 1885 vierentwintig reders en fabrikanten in een brief aan de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Hoewel zij hun tevredenheid uiten over het besluit dat in 1875 genomen is een spoorlijn van Rotterdam naar Hoek van Holland aan te leggen, vrezen zij dat die treinverbinding hun probleem niet op zal lossen. Het overige vervoer in en rond Vlaardingen stelt namelijk nauwelijks iets voor. Het beperkt zich tot enkele bootverbindingen met Rotterdam, de omliggende plaatsen en de Zuid-Hollandse eilanden per dag, daarnaast een trekschuit naar Delft (zie venster over de trekschuit) en over land rijdt acht maal per dag een omnibus naar het spoorwegstation in Schiedam. Maar er moet meer gebeuren.

Vervoer over water
Over water verzorgt de 'Zuid-Hollandsche Stoomboot Maatschappij' met enkele grote schepen een geregelde passagiers- en goederendienst met Den Briel, Hellevoetsluis en Rotterdam. Maar in het begin leggen de schepen niet aan in Vlaardingen en moet alles met roeibootjes van en naar de wal gebracht worden. Dat verbetert met de komst van een aanlegplaats op het Westerhoofd.

In 1868 begint ook de 'Vlaardingsche Stoomboot Maatschappij' (VSM) met een dienst vanaf de Westhavenkade naar Rotterdam via Pernis en Schiedam. Maar de komst van de trein in 1885 betekent voor de VSM het begin van het einde van het passagiersvervoer. Men gaat zich toeleggen op het vervoer van vracht en post naar Hellevoetsluis, Den Briel en Voorne-Putten. Ook dat blijkt geen langdurig succes. In 1916 verdwijnt de postdienst en als twee jaar later de VSM in handen komt van de 'Rotterdamsche Tram Maatschappij' worden de meeste schepen van de vloot afgedankt. Wel blijft men tot 1937 varen op Hellevoetsluis en tot 1949 op Den Briel. 
Een uitkomst is vanaf 1935 de veerdienst naar ‘de overkant’ voor de Vlaardingers die daar, onder meer bij de Bataafse Petroleum Maatschappij, in grote getale werken. Pas na de opening van de Beneluxtunnel in 1967 verliest deze veerdienst zijn belang, want veel woon-werkverkeer gaat dan met speciale busdiensten. Een bijzondere verschijning is het wagenveer waarmee van 1951 tot 1967 personenauto's en vrachtauto’s naar de andere kant van de rivier worden gebracht.

Vervoer over land
Tot in het begin van de negentiende eeuw is vervoer over land van en naar Vlaardingen alleen mogelijk via de onverharde dijken. In 1810 wordt de dijk naar Schiedam verhard en wordt geregeld vervoer over de weg wel mogelijk, maar het bleef jarenlang beperkt tot een enkele sjees, koets of postwagen. In 1868 komt er de door paarden getrokken omnibusdienst naar station Schiedam.

Bijna zestien jaar nadat het parlement tot aanleg besluit, rijdt op 17 augustus 1891 de eerste trein over enkelspoor naar het stationnetje aan de Parallelweg. Hoe beperkt de capaciteit in het begin ook is, het biedt reders en fabrikanten de kans hun koopwaar sneller bij de klanten te krijgen. De treinverbinding met Schiedam en Rotterdam wordt in de loop van de jaren steeds belangrijker voor de treinreiziger. Al in 1891 komt er een stopplaats bij de Schiedamsche Dijk (het huidige station Vlaardingen-Oost) in de toenmalige gemeente Vlaardinger-Ambacht, en in 1969 opent station Vlaardingen-West.

Als in 1899 reder A. Hoogendijk Jzn. onder grote belangstelling met de eerste auto in Vlaardingen verschijnt, zal vermoedelijk geen van de toeschouwers voorzien welke omwenteling dit in het vervoer zal gaan betekenen. In Vlaardingen blijft voorlopig paard en wagen en de hondenkar het straatbeeld bepalen, maar uiteindelijk zal ook Vlaardingen mee gaan met de ontwikkelingen. De auto en vrachtwagen gaan een steeds groter deel van het verkeer uit maken en al snel vormen de nauwe straatjes in het centrum van de stad een bottleneck. Ook de Westlandseweg kan het doorgaande verkeer niet verwerken. Door de aanleg van de A20 wordt voorkomen dat het doorgaande verkeer de stad moet doorkruisen. Met een veelheid aan verkeers- en parkeermaatregelen tracht men met wisselend succes de verkeersoverlast en -onveiligheid te reguleren.

De ontwikkelingen gaan door
In de uitbreidingsplannen voor de wijk Holy wordt al vroegtijdig rekening gehouden met de aanleg van een tram- of metroverbinding over de Europaboulevard. Toch duurt het nog tot 2005 voordat de eerste tram rijdt. Er is dan een rechtstreekse tramverbinding van Vlaardingen-Holy met het centrum van Rotterdam. 
Eind maart 2017 rijdt de laatste passagierstrein over de Hoekse Lijn, omdat het traject wordt omgebouwd voor het metroverkeer. Die ombouw duurt door verschillende tegenslagen langer dan gepland, maar vanaf oktober 2019 reist men met de metro richting Rotterdam of Hoek van Holland.

Kon men tot in het begin van de negentiende eeuw over land alleen nog maar naar de omliggende plaatsen reizen over een paar onverharde paden, nu wordt Vlaardingen omringd door een druk wegennet. De A4 met de Beneluxtunnel en de Ketheltunnel op de grens met Schiedam, de A20 in de oost-westrichting en vanaf 2024 kan men door de Maasdeltatunnel en de Holllandtunnel naar Europoort en verder richting Middelburg.