Buisjesdag

De opkomst, bloei en ondergang van de Vlaardingse visserij

Buisjesdag is de dag waarop de vissersvloot ‘ter haringvangst’ uitvaart. De schepen, met twaalf tot vijftien man aan boord, verlaten die dag voor lange tijd hun thuishaven. De vissermannen nemen afscheid van hun geliefden en familie. Vrouwen en kinderen blijven achter. De steeds terugkerende gedachte daarbij is: ‘Zien we elkaar ooit weer terug…?’ Niemand neemt dit als vanzelfsprekend aan, want de zee geeft en de zee neemt. Dit beeld bepaalt eeuwenlang het wel en wee in Vlaardingen.

Het havenstadje Vlaardingen, van waaruit in de vijftiende eeuw al jaarlijks een flink aantal koopvaardijschepen uitvaart, ontpopt zich daarnaast ook als zeevissersplaats.
De haringvaart is inmiddels lucratief, mede door het inzouten en kaken van de vis en wordt geleidelijk aan de voornaamste bron van inkomsten.
Door de introductie van de vleet, een groot haringnet (zie afbeelding ‘De vleet’) en het in de vaart komen van een driemast-haringbuis, groeit Vlaardingen uit tot een belangrijke aanvoerhaven. Het stadje kan zich meten met gevestigde rederijplaatsen als Den Briel en Enkhuizen.
Pas aan het einde van de Gouden Eeuw, eind zestienhonderd, als de meeste Maashavens hun haringvloten zien minderen of de visserij geheel loslaten, mag Vlaardingen zich de grootste haringstad van Holland noemen.

Wisselvallig verloop
De zeevisserij bezorgt ook veel mensen aan de wal het nodige werk. Zo ontstaan er onder meer scheepswerven, taanderijen, lijnbanen en kuiperijen. In tijden van voorspoed trekt men veel arbeidskrachten van buiten de stad aan, tot in Duitsland toe. Maar doorgaans verloopt de visserij echter zeer wisselvallig. De zeeoorlogen met Engeland en Frankrijk dragen niet bij aan een langdurige economische stabiliteit. Tijdens de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780-1784) en een periode in de Franse Tijd ligt de haringvisserij zelfs geheel stil.

Seizoensbedrijf
De haringvisserij is een seizoensbedrijf, dat loopt vanaf juni tot en met december. Tijdens de winterperiode worden de haringbuizen ‘opgelegd’. Ze worden dan, afgetuigd en leeggemaakt, achterin de haven op de plek van een vroegere spuikom, het huidige Buizengat, afgemeerd (zie zijvenster ‘Buizengat’ bij venster ‘Scheepswerven’).
De meeste haringvissers zijn dan werkloos en moeten de wintermaanden door zien te komen van de opbrengsten uit het haringseizoen. Er heerst grote armoede.

De vishoeker springt in het gat
Om toch voor een zekere continuïteit te zorgen, gaan enkele rederijen vanaf 1620 over tot aanschaf van de ‘vishoeker’, een op een tweemast-haringbuis lijkend zeilvaartuig, maar met betere zeileigenschappen. Binnenboord bevindt zich een ‘bun’, een zoutwaterreservoir, waardoor de gevangen vis als tong, schol en kabeljauw, levend aan wal gebracht kan worden. De vis wordt vervolgens bij afslag verkocht in de Visbank (zie ‘Visbank’).
Een hoeker gaat 'ter kolvisserij' of gebruikelijker, ter 'hoekwant- of beugvisserij'. Deze vismethode met een lange lijn met haken, wordt vanuit Vlaardingen als nevenbedrijf in de wintermaanden en het vroege voorjaar uitgeoefend. Dit in tegenstelling tot plaatsen als bijvoorbeeld Pernis, Zwartewaal en Middelharnis die het hele jaar door met de beug vissen.

Visserij aan banden, opleving koopvaardij
Na de Franse Tijd (1795-1813) komt de visserij weer op gang, maar wordt na een kortstondige periode van bloei door een knellende visserijwetgeving aan banden gelegd. In veertig jaar tijd wordt de haringvloot in omvang nagenoeg gehalveerd. Tegelijkertijd maakt de koopvaardij in Vlaardingen een flinke bloeiperiode door. Buiten de hiervoor al gebruikte scheepstypen zoals de galjoot en de vrachthoeker, komen er ook enkele schoeners, brikken en brigantijnen in de vaart. Omstreeks 1900 zijn deze schepen alweer verdwenen. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vindt er een kortstondige opleving plaats, maar snel daarna is het definitief afgelopen met de zeilende vrachtvaart.

De logger doet zijn intrede
Inmiddels is in 1858 de strenge visserijwetgeving afgeschaft. Het katoenen vleetnet ziet het licht en vervangt het aloude net van hennep.
De lichtere samenstelling van de katoenen vleet vraagt ook om een lichter scheepstype. Dit wordt de logger, die in 1866 voor het eerst op een Vlaardingse scheepshelling gestalte krijgt.
Na de aanvankelijke reserve van de zijde van Vlaardingse reders, vervangt het nieuwe scheepstype in twintig jaar tijd de aloude vishoeker. Opnieuw wordt Vlaardingen haringstad nummer één. Scheveningen neemt in 1890 met de meeste vissersschepen deze titel over.
De bloeitijd duurt tot aan de Eerste Wereldoorlog. Kort daarna wordt hier de grootste haringafslag van Nederland in gebruik genomen. Maar vanwege het wegvallen na 1918 van belangrijke exportmarkten als Rusland, Duitsland en Oostenrijk, raakt de haringvisserij echter in een diepe crisis.
De gevolgen van de beurskrach in 1929 doen daar nog een flinke schep bovenop. Vanaf dat jaar is de volledige loggervloot weliswaar voorzien van motoren of stoommachines, maar de visserij als bedrijfstak is dan al niet meer de belangrijkste bestaansbron. Vlaardingen kiest door industrialisatie, handel, transport en dienstverlening voor een nieuwe koers.

Vernieuwing van de vloot
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) ligt de visserij opnieuw stil. De Duitse bezetter gebruikt verreweg de meeste loggers voor oorlogsdoeleinden. De schepen zijn na de oorlog, voor zover niet gezonken of vermist, slechts met veel moeite weer geschikt te maken voor de haringvisserij.
In 1955 komt een noodzakelijke vlootvernieuwing op gang. De oude drijfnetschepen maken plaats voor moderne trawlers. Die kunnen het hele jaar door blijven vissen met het sleepnet. Het net wordt dan niet alleen over de zeebodem getrokken, maar het is tevens in vishoogte verstelbaar, zodat er ook haring mee kan worden gevangen.
Na de sanering van het contingent oude loggers vervalt ook de lange, Vlaardingse traditie van Vlaggetjesdag. Op die dag liggen de vissersschepen gerepareerd, opgeschilderd, bevoorraad en met vlaggetjes versierd klaar in de Vlaardingse haven. Familieleden, maar ook andere belangstellenden, kunnen dan een kijkje op een schip nemen en langs de kades flaneren. Het gezamenlijke vertrek op Buisjesdag vindt enkele dagen later plaats.

Einde Vlaardingse haringvisserij
Als gevolg van een totale haringvangststop tussen 1977 en 1983, komen exportkanalen in handen van buitenlandse concurrenten. Niet of nauwelijks nog op te brengen investeringen in nieuwbouw, gebrek aan opvolging van de oude garde bij bestaande bedrijven, vangstquota en verder oplopende exploitatielasten leiden in 1992 naar het einde van het haringvissen door Vlaardingse schepen. De haringhandel, van oudsher een belangrijke pijler in deze bedrijfstak, wordt door enkele bedrijven nog enige tijd voortgezet maar komt uiteindelijk als laatste van een lange Vlaardingse visserijhistorie toch ook in het geschiedenisboek terecht.