Joden in Ruurlo

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog kende Ruurlo vijf joodse burgers. Daaronder de manufacturier Salomon (Lo) Wijler en zijn vrouw Reina Johanna Kropveld, in hun winkel aan het begin van de Dorpsstraat, schuin tegenover Avenarius. Wijler wordt opgepakt op de vroege morgen van 8 oktober 1941, wanneer de Sicherheitspolizei uit Arnhem in deze regio zijn eerste razzia uitvoert tegen de joden.

Het lugubere schouwspel wordt gadegeslagen door buren tegenover de winkel van Wijler en door een aantal scholieren die zich ter hoogte van Avenarius verzamelen voor hun dagelijkse fietstocht naar Groenlo. Volgens sommige getuigen bevonden zich in deze overvalwagen al een aantal eerder opgepakte arrestanten. Op 30 oktober 1941 komt Wijler in Mauthausen om het leven.

Jeanette de Vries was voor de oorlog lerares op de Koekoekschool. Eind 1940 wordt haar door de Duitsers verboden nog langer onderwijs te geven. Ze vertrekt naar Den Haag, waar ze via de Joodsche Raad nog enige tijd werkt als onderwijzeres. Op 22 april 1943 wordt ook zij echter afgevoerd naar kamp Vught, van waaruit ze wordt gedeporteerd naar Auschwitz. Daar sterft ze in de periode tussen 6 en 12 juni 1944 in de gaskamer.

Het oudere echtpaar David en Betje Spanjar (hij was handelaar in pluimvee) meldt zich op 29 maart 1943, na een oproep daartoe van de bezetter, in het opvangkamp in Vught. Met hun biezen koffers in de hand lopen ze arm in arm naar het station in Ruurlo, hun noodlot tegemoet. Via het 'Durchgangslager' Westerbork worden ze op 11 mei daarop volgend per trein afgevoerd naar het vernietigingskamp Sobibor aan de Pools/Russische grens, waar beiden direct na aankomst op 14 mei 1943 om het leven worden gebracht in een van de gaskamers.

In de nazomer van 1942 wordt het Ruurlose werklozen-werkkamp De Zomp, gelegen aan de huidige Koergerweg, omgebouwd tot werkkamp voor joden. De Zomp bestond uit twee barakken, de woning van de kok met daaraan vast de keuken, een kantine, een washok en een fietsenhok. De joden werkten onder leiding van SS-ers o.a. aan het kappen van dennen en het graven van sloten bij 'de Zeuven heuveltjes'. Deze plek werd later nog een tijd het Jöddenbos genoemd. Al deze Heidemij-kampen waren in feite verzamelplaatsen van waaruit men later naar Westerbork, de voorhaven voor deportatie naar de vernietigingskampen werd gestuurd. Van de honderd joden die in het Ruurlose kamp verbleven zullen er slechts vier overleven.

Reina Wijler-Kropveld vervult tijdens de oorlog voor de joden in het werkkamp nog de rol van geheim postkantoor . Als de arbeiders door het dorp trekken, steken ze haar in het geheim steeds briefjes toe.

Eind 1942 ontsnappen de gebroeders Elkus uit het kamp De Zomp. De broers weten door een sleuf die ze onder het prikkeldraad hebben gemaakt, dwars door een bietenveld te ontkomen. 
Na een zwerftocht door de omgeving, waarbij ze in het donker in de Doolhof terechtkomen en daar onder takken overnachten, zien ze kans om na vele omzwervingen de oorlog te overleven. De twee andere overlevenden zijn Arnold Erlanger en Hans Andriesse. Erlanger weet Auschwitz te overleven, Andriesse wordt op zijn route langs tal van kampen door de Russen bevrijd.