Gelre en Kleef

In de elfde eeuw is er veel onrust in Lotharingen. Hierdoor komen volgens de kroniek van Rolduc bezittingen in handen van de graven Gerard en Rutger Flamens. De eerste vestigt zich in Wassenberg en Rutger in Kleef. Beiden worden gezien als de stamvaders van de hertogdommen Gelre en Kleef.

Het bezit van de Gelderse graven vormde geen eenheid.  Ze veroverden, kochten en erfden in de loop van de eeuwen het graafschap bij elkaar. Datzelfde deden de graven van Kleef en in het huidige Lingewaard kwamen ze elkaar tegen. Het grootste deel van het gebied kwam in Gelderse handen, maar Huissen met Malburgen, Hulhuizen en tot 1368 ook Ressen werden deel van Kleef. Daarmee werd de Over-Betuwe een gebied, waarin regelmatig oorlog werd gevoerd.

De Gelderse graaf Otto II verleende in 1233 stadsrechten aan Gendt en vergrootte zijn macht met het verwerven van Nijmegen in 1247. Het Betuwse gebied ging horen tot het Kwartier van Nijmegen. Onder Graaf Reinald II werd Gelre in 1339 een hertogdom. Kleef volgde in 1417.

Kastelen en landhuizen

De provincie Gelderland heeft nog contouren van het vroegere hertogdom Gelre. Ook zijn er veel landhuizen over. In Bemmel staat nog steeds kasteel "De Kinkelenburg", het gemeentehuis van Lingewaard.  Ook Huize Bemmel staat er nog evenals de Brugdijk, Huis te Gendt en kasteel Den Doornenburg. Het huidige Dominicanenklooster is gebouwd op de plaats van de Kleefse burcht van Huissen. De Pollenbeering verwijst naar het eertijds trotse slot de Poll in Bemmel.