Jonker Frans van Brederode

Oorlogsgeweld en machtsstrijd

Aan het einde van de 15e eeuw kreeg Rotterdam te maken met een gruwelijke roofridder, Jonker Frans van Brederode (1465-1490). Deze Jonker Frans leefde in een gewelddadige periode. Tijdens de zogenaamde Hoekse en Kabeljauwse twisten was hij een van de Hoekse leiders. In 1488 bezette hij, 23 jaar oud, met zijn leger Rotterdam. Twee jaar later liet hij de stad geruïneerd achter. Het waren zware tijden voor Rotterdam, maar concurrerende steden hadden nóg nog meer te lijden onder Hoekse aanvallen. Zo zette Jonker Frans, Rotterdam tegen wil en dank definitief op de kaart. Het stadje werd een stad, zelfs een van de belangrijkste in de graafschap Holland.

Een echte roofridder
Jonker Frans werd in 1465 geboren als zoon van deftige ouders op kasteel Batenstein in Vianen. Al jong kreeg hij een opleiding tot ridder. Op zijn twaalfde vertrok Jonker Frans naar Leuven in Vlaanderen. Daar leerde hij hoe een echte ridder moest leven. Tien jaar later, in 1488, vroegen vrienden hem om hun legers aan te voeren. Zo raakte hij verzeild in de Hoekse en Kabeljauwse twisten. In 1490 overleed Jonker Frans nadat hij bij een gevecht gewond was geraakt, nog maar 25 jaar oud.

De Hoekse en Kabeljauwse twisten
‘Hoekse en Kabeljauwse twisten’ is een verzamelnaam voor een serie oorlogen tussen stedelijke en landelijke edelen, steden en districten. Ze begonnen in 1345, toen familieleden van de overleden graaf Willem IV van Holland ruzie kregen over zijn opvolging. 150 jaar lang had Nederland te lijden onder plunderingen en oorlogsleed.

Rotterdam bezet
In 1488 was Rotterdam een Kabeljauwse stad. Op 19 november nam de Hoek Jonker Frans van Brederode met zijn leger de stad in. Dat was een koud kunstje want de 850 soldaten liepen gewoon over de bevroren stadsgrachten door de Schiedamse poort de stad in. Er was nauwelijks tegenstand - misschien kregen ze wel stiekem hulp van ontevreden Rotterdammers.

Jonker Frans maakte van Rotterdam een legercentrum van waaruit militairen dorpen en boerderijen in de omgeving aanvielen en plunderden. Door de invasie van soldaten groeide de stad ook enorm: van 5.000 naar 6.000 inwoners (omgerekend naar nu zou Rotterdam er in één klap 120.000 inwoners bij krijgen). Om hen te verjagen, isoleerden Kabeljauwse troepen Rotterdam. Er ontstond al snel een tekort aan voedsel. Onder druk van de uitgehongerde bevolking gaf Jonker Frans de stad na 7 maanden terug aan stadhouder Jan van Egmond. In ruil daarvoor kregen de Hoeken een vrije aftocht naar Zeeland. Toch maakten rondtrekkende Hoekse bendes nog lang het platteland rond Rotterdam onveilig.

In 1490 werd Jonker Frans, zwaargewond, gevangengenomen bij Brouwershaven. Hij kreeg de doodstraf, maar stierf - pas 25 jaar oud - voor zijn terechtstelling aan zijn verwondingen.

Van schurk tot held
De Jonker Fransenoorlog was een rampzalige tijd voor Rotterdam, maar naburige Kabeljauwse steden waren nog zwaarder getroffen. Delft had al zijn schepen verloren en Gouda de helft van zijn huizen. Roofridder Frans bezorgde Rotterdam een hoop ellende maar de stad hield aan de bezetting uiteindelijk ook een sterkere positie over ten opzichte van steden in de omgeving. Nadat Jonker Frans eeuwenlang als een schurk was afgeschilderd, werd hij in de 18e eeuw ineens als held gezien. In 1866 kreeg hij zelfs een eigen straat in Rotterdam.