In de geschiedenis van ons land wordt de Romeinse tijd gerekend van 12 jaar v.Chr., toen de Romeinen het land ten zuiden van de Rijn bezetten, tot hun vertrek in 402 jaar n.Chr. In de begintijd trokken de troepen van de Romeinse bevelhebbers Drusus, Tiberius en Germanicus langs of door het noorden, in hun pogingen de grens naar de Elbe te verleggen. Zeker is, dat de Romeinen in 12 n.Chr. de Friezen onderwierpen. De omgeving van Steenwijk is in het Land van Vollenhove de belangrijkste vindplaats van Romeinse voorwerpen.
Oude landverbinding
Bij de tweede expeditie van Germanicus in 15 n.Chr. hebben de Romeinen, die over land naar Friesland gingen, ongetwijfeld gebruik gemaakt van de "passage" over de hoogten bij Steenwijk. Dit was één van de weinige begaanbare verbindingen met het noorden. Deze veronderstelling wordt gesteund door diverse Romeinse voorwerpen, vooral munten, die in de omgeving van Steenwijk zijn gevonden. Of Romeinen op hun doorreis enige tijd in de directe omgeving van Steenwijk hebben verbleven, is niet bekend. Mogelijk is er een tijdelijk marskamp geweest. Onderzoek naar sporen of resten heeft tot op heden geen resultaat opgeleverd.
Baduhenna
Afpersingen door de landvoogd Olennius brachten de Friezen in 28 n.Chr. in opstand. Zij hadden eerder voor het Romeinse leger een koehuidenbelasting moeten opbrengen, maar moesten voortaan de grotere huiden van oerossen leveren. Met succes wisten de Friezen een leger van ongeveer 900 Romeinse soldaten in een moerassige omgeving in een hinderlaag te drijven en om het leven te brengen. De plaats waar dit gebeurde wordt door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus aangeduid als Baduhenna. Tot op heden heeft men deze plek niet overtuigend kunnen lokaliseren.
Muntvondst
Van de bodemvondsten uit de Romeinse
tijd is de muntvondst van Onna van historisch belang. In maart 1884
werd door landarbeider Jan Boonstra, tijdens het omspitten van een
stuk heidegrond op de Steenakkers bij Onna, een vondst van 237
zilveren Romeinse munten gedaan. De munten bevinden zich nu in het
Fries Museum te Leeuwarden en in het Drents Museum te Assen. De
geldschat in Onna behoort, evenals die van Feins en Oudehorne, tot
de oudste Romeinse muntvondsten in ons land. De vindplaats is niet
exact bekend, maar wordt gerelateerd aan een muntvondst die in
1985 werd gedaan. Deze betrof een pre-Augusteïsche denarius
die tot de schat van 1884 kan hebben behoord. De 237 gevonden
zilveren denarii zijn geslagen in de periode van 145 v.Chr. tot 14
n.Chr. met uitzondering van 15 denarii van keizer Augustus en 18
denarii van keizer Tiberius. De jongste munten van Tiberius, die
geslagen zijn in de periode van 14-37 n.Chr., hebben een zittende
Pax op de keerzijde. De totale vondst geeft een beeld van gangbare
munten op het tijdstip van verbergen; een afspiegeling dus van de
geldomloop van dat moment.
Misschien was de slag bij Baduhenna en de daarop volgende
verdrijving van de Romeinen de aanleiding voor het verstoppen van
de munten?
De muntvondst van Onna staat niet op zichzelf. Met enige regelmaat
worden in de omgeving van Steenwijk behalve Romeinse bronzen,
zilveren en gouden munten ook voorwerpen gevonden. Zo kwam in 1954
tijdens de kanalisatie van de Steenwijker Aa een
inheems-Romeinse situla, een aardewerken urntje, aan het licht.
Later volgden diverse kleine voorwerpen, zoals kralen en andere
sieraden.