Zwarte dood in Roderlo

Ruurlo is net als andere plaatsen in Nederland in verschillende perioden geteisterd door de zwarte dood: de pest. In 1348 sloeg de pest in heel Europa heel vernietigend toe. Miljoenen mensen stierven. Uit deze tijd stamt een Ruurlose legende: de Jonker en het Jodenmeisje. Zoals bij iedere legende komt het verhaal in verschillende versies voor, waaronder die van Hendrik Odink en Kerst Zwart.

Het joodse meisje Mirjam is met haar vader Abraham neergestreken in Ruurlo. Als het water in Ruurlo besmet raakt, worden zij verdacht. Jonker Deric van Roderlo is ondertussen verliefd geraakt op Mirjam. De moeder van de ridder dwingt haar zoon echter te trouwen met Agnes Cloeck. Deric laat Mirjam in de steek en laat haar vader vermoorden. Op de dag van de bruiloft van ridder Deric met Agnes komt Mirjam, die zelf al is aangetast door de pest, verkleed als waarzegster, de ridder en zijn bruid de toekomst voorspellen. Ze neemt een hand van de bruid en zegt: "op één dag maagd, vrouwe en weduwe". Dan kust ze de ridder met een "gloeiende" kus en laat zien wie ze is. Iedereen vlucht het kasteel uit. De volgende morgen vindt men Deric.