Parel aan de Veluwezoom

"Kom en Geniet", zo luidde anno 1920 de veelbelovende uitnodiging op brochures van de VVV Rheden. Op lyrische wijze werden de dorpen met hun (familie)hotels en pensions met hun lommerrijke omgeving, als een soort kuuroord, aan het snel groeiende toeristische publiek aangeprezen.

In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er geleidelijk een stroom welgestelde notabelen, renteniers en welgestelde burgers op gang die voor hun zomerverblijf het oog gericht hadden op de oostelijke Veluwezoom. In hun kielzog raakte ook een minder welgestelde, maar nog altijd goed gesitueerde groep, in de ban van een jaarlijkse vakantie in deze regio. Mede door de goede bereikbaarheid per trein en tram nam het toerisme naar de dorpen Velp, De Steeg, Ellecom en Laag-Soeren meer en meer toe. In deze dorpen openden pensions massaal hun deuren. Voor de gemeente Rheden had dit positieve effecten door bevolkingsgroei en bloei van de middenstand. Voor dit natuurminnende publiek werden verschillende landgoederen, eerst nog afgesloten gebied, opengesteld. Zo kon in 1911 door aankoop van het bosgebied Hagenau het eerste deel van het Nationaal Park Veluwezoom worden gerealiseerd.

Het meest opvallend was die verandering zichtbaar in Ellecom. Dat dorp, met in 1840 niet meer dan 325 inwoners, kreeg in 1850 met de komst van Hotel Brinkhorst zijn eerste logement. In 1910 telde het dorp drie hotels en ca. zestien pensions. De serres van die pensions waren in trek bij de te gast zijnde families. De gevolgen voor de middenstand waren groot. In datzelfde jaar kon de toerist terecht bij ondermeer vier bakkers, drie kruideniers, drie schoenmakers, drie slagers en drie groentemannen. Het inwonertal was in 1923 gestegen naar 984, een verdrievoudiging in 80 jaar. Naast de landgoederen en kastelen waren bossen, (heide)heuvels, lanen en waterpartijen in trek bij de vakantiegangers. Bekende wandeldoelen waren ondermeer de Koepel van Viruly, de Onzalige Bossen, 't Asselt, Prins Willemsberg, Posbank, Duivelsteen, Kijkover, etc. Tot in de 20ste eeuw kon men per koetsje of auto zonder problemen in het bos komen.

Ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog en later door de economische crisis liep de toeristische belangstelling langzamerhand terug. Voor de eigenaren van de grotere hotels en pensions zat er niets anders op dan hun bezit te verkopen of om te zien naar een andere bestemming voor hun panden. Die werd gevonden in de vorm van kinderherstellingsoorden en (vakantie)koloniehuizen, vaak gericht op goede zorg voor het zwakke kind. De zogenaamde "bleekneusjes" vonden opvang en genezing in deze tehuizen. In de gemeente stonden er drie: Rivierhuis (voormalig Hotel Quisisana) in De Steeg, Koloniehuis "De Ketelaar" in Ellecom en het R.K. Vakantiekoloniehuis "De Geitenberg" aan de Kolonieweg in Dieren. Landgoed Avegoor in Ellecom werd, voor de vakbeweging in opkomst, een Troelstra vakantie- en conferentieoord.

Na de Tweede Wereldoorlog gingen sommige pensions over tot het aanbieden van bejaardenzorg. De kleinere pensions trachtten nog het hoofd boven water te houden, totdat de meeste in de jaren 60 definitief gedwongen werden te stoppen.

De overheid had in de jaren na de oorlog weinig aandacht voor toerisme. Lange tijd had opbouw en herstel van woonruimte meer prioriteit dan de promotie van de prachtige bossen van de Veluwezoom. Sociaal-economisch veranderde Nederland in de jaren zeventig sterk. Er werd meer geld verdiend, een vakantie naar de Posbank was niet meer "in". Het bleek niet eenvoudig die beleving te doorbreken. De trend om weer meer in eigen land op vakantie te gaan geeft een hoopvol perspectief voor de prachtige oostelijke Veluwezoom; van Velp tot aan Laag-Soeren. Met goede promotie wordt vooral de actieve toerist, fietser of wandelaar, naar deze omgeving gelokt. De groei van het aantal bed en breakfast adressen ondersteunt dit.

Auteur: John Striker