West Indische compagnie

Curaçao, Bonaire en Aruba

De Nederlandse West-Indische Compagnie veroverde de eilanden na een oorlog van acht jaar. In 1634 veroverde Johan van Walbeeck Curaçao en twee jaar later in 1636 Bonaire en Aruba. In deze periode was de Tachtigjarige Oorlog nog gaande. Met deze actie van Van Walbeeck werden de Spanjaarden voorgoed van de eilanden verdreven. De West-Indische Compagnie (WIC) tekende in augustus 1634 de overgave met de Spanjaarden bij San Juan. De ongeveer 30 op het eiland aanwezige Spanjaarden en een groot deel van de Taíno( indiaanse bewonders) werden door de Nederlanders naar Venezuela gebracht en aan wal gezet. Ongeveer 30 Taíno-gezinnen mochten op het eiland blijven wonen. De reden voor de inval en verovering was, dat de WIC op zoek was naar een uitvalsbasis voor handel en kaapvaart. Curaçao lag gunstig ten opzichte van de Spaanse koloniën op het vasteland. Ook had het de beste haven tot dan toe bekend in het Caraïbisch gebied. Daarnaast zocht de WIC naar een goede bron van zout. Zowel op de kust van Venezuela als op Bonaire waren goede zoutpannen te vinden. Op Curaçao zelf was campechehout (een grondstof voor een natuurlijke verf), vee, kalk en brandstof te vinden.

Het West-Indisch huis in Amsterdam, hoofdkwartier van de WIC van 1623 tot 1647

De 1e oprichting van de WIC was op 3 juni 1621, tweede maal in 1675

De opheffing was in 1674, tweede maal in 1792

De WIC werd in 1674 opgeheven om een jaar later weer te worden heropgericht. In 1792 stopte de WIC definitief.