Oude Algemene Begraafplaats

Begraafcultuur

Tijd van burgers en stoommachines

Hoewel er in Dalfsen en de omliggende buurschappen al vroeg bewoning was, zijn er geen graven uit die heel oude tijden gevonden. Uit opgravingen in andere plaatsen weten we dat de oudste bewoners van Dalfsen hun doden begroeven. Vanaf de bronstijd (2.000-800 v. Chr.) kwam cremeren in zwang. Dit bleef zo tot ongeveer het einde van de Romeinse tijd (ca. 400 na Chr.). Toen werd mogelijk onder invloed van het opkomende christendom het begraven weer gebruikelijk.

Graven in de Grote Kerk

De oudste bekende begraving in Dalfsen is die van Frederik van Heeckeren genaamd Van Rechteren in de Grote Kerk. Hij woonde op het kasteel Rechteren en overleed daar op 1 februari 1462. Hij werd bijgezet in de grafkelder van de Van Rechterens. Tot in de Franse tijd (1795-1813) werd er in de Grote Kerk begraven. Deze vorm van begraven was vanwege de kosten slechts weggelegd voor de rijkere mensen. Gewone mensen werden rondom de kerk begraven op het kerkhof. Naar het voorbeeld van Frankrijk werd in 1803 het begraven in de kerk verboden. Dat was zeer tegen de zin van de kerkvoogdij, want het begraven in de kerk was een belangrijke inkomstenbron. Toen koning Willem I in 1815 op de troon kwam, werd begraven in kerk weer toegestaan. Toch kwam er landelijk steeds meer weerstand tegen, vooral onder aanvoering van dokters. Zij schreven het uitbreken van ziekten toe aan de onhygiënische wijze van begraven in de kerken. De maat was vol toen er in 1826 een koortsepidemie uitbrak, die landelijk veel slachtoffers eiste.

Buiten het dorp

Koning Willem verbood per 1 januari 1829 het begraven in de bebouwde kom van plaatsen met meer dan 1.000 inwoners. In die plaatsen moest er een algemene begraafplaats worden aangelegd op minstens 35 m afstand van de bebouwde kom. Daarmee was het ook verboden nog langer op het kerkhof rond de Grote Kerk te begraven. In Dalfsen werd toen aan de westkant van het dorp een algemene begraafplaats aan de Zwolscheweg (tegenwoordig de Ruitenborghstraat) aangelegd. De hoofdingang was aan de Zwolscheweg, waar nu het kleine hekje is. Het kerkhof was ruim buiten het dorp aan een zandweg gelegen. Het einde van de bebouwing aan de westkant werd gevormd door de Gemene weg (gemeenschappelijke weg die tegenwoordig Beatrixstraat heet). Na een openbare inschrijving gaf de gemeente Dalfsen aan aannemer Volkers uit Dalfsen opdracht om een straatweg aan te leggen "van de Gemene weg tot aan de nieuwe begraafplaats". Katholieken lieten zich hier niet begraven. Zij gingen naar Hoonhorst. Daar was in 1821 naast de kerk het eerste katholieke kerkhof van Noordwest Overijssel aangelegd.

Begraafcultuur

Eeuwenlang was het zowel in kerken als op kerkhoven gebruikelijk de doden met het hoofd naar het westen en het voeteneind naar het oosten (Jeruzalem) te begraven. Bij de wederkomst van Christus in het oosten kon de dode als hij zich uit het graf oprichtte direct Christus zien. In het midden van de begraafplaats liep een hoofdpad met aan het hoofdeinde (aan de westkant) een kruisbeeld. Aan de rechterzijde hiervan werden de belangrijkste personen begraven en aan de linkerzijde de paupers en dagloners. Dit patroon met een oost-west gerichte hoofdas is op deze begraafplaats ook gebruikt. Hoewel er geen kruisbeeld geplaatst is, is het onderscheid tussen rijk en arm ook terug te vinden. Vóór de uitbreiding in westelijke richting omstreeks 1918, wat nog te zien is aan de onderbroken bomenrij ten zuiden van de Ruitenborghstraat en de Mulertlaan, was de belangrijkste plaats de zuidwest hoek naast het denkbeeldige kruis. Op het oudste deel bevindt zich op die plaats de grafkelder van de familie Van Dedem van Den Aalshorst. Op de op één na belangrijkste plaats kwam de grafkelder van de familie Van Dedem van Den Berg; daarvóór liggen de graven van de familie Mulert van De Leemcule. Een afgebroken zuil is opgericht voor de plotseling overleden jongste zoon van de familie Egberts van de cichoreifabriek.

Bijzondere graven

Verder is er een aantal bijzondere graven. Links van de afgebroken zuil treffen we nog een klein grafsteentje aan van Anna van de Werf ( Jaje van de Werf ), dienstmeid op Hofwijk. Zij heeft zich rond 1840 ingezet voor de Afscheiding in Dalfsen. Op de kruising van hoofdas en de oude ingang staat het Monument van de Indiëgangers met daarbij het herinneringsmonument voor de gevallenen tijdens de Tweede Wereldoorlog, de graven van de gevallenen M.J.F. van der Veen, S.J. Baarsma, H. Onderdijk en Engelse militairen. De begraafplaats deed dienst tot 1975. In dat jaar werd aan de oostkant van Dalfsen de nieuwe algemene begraafplaats Welsum aan de Oosterdalfsersteeg in gebruik genomen. De oude begraafplaats wordt sindsdien alleen nog gebruikt voor bijzettingen.