Scheepswerven

Onlosmakelijk verbonden met de Vlaardingse visserij

Door de gunstige ligging van Vlaardingen aan een open verbinding richting de Noordzee, heeft de stad vanaf de elfde tot en met de vijftiende eeuw een bloeiende handelsfunctie, met name door de koopvaardij. Pas vanaf de zestiende eeuw gaat de visserij hierbij een grote rol spelen. Het ligt dan ook voor de hand, dat al zeer vroeg in onze geschiedenis het bouwen en repareren van zowel vissers- als koopvaardijschepen onderdeel was van onze gemeenschap.

Al in 1552 is er sprake van een scheepshelling. Adryaen Jansz. Jonge Crouch is dan de eerste ons bekende scheepmaker die toestemming krijgt om een helling te bouwen.
Deze komt te liggen aan de Westhavenplaats, tegenover de huidige Kraansteeg. Kort erna, in 1556 volgt ‘Besgens hellinck’ van Pouwels Jansz. Brouck. In 1607 begint zijn zoon Jan Pouwelsz. Brouck, op de plek van het voormalige bankgebouw op de Westhavenplaats, zijn scheepswerf. Deze zal in de achttiende eeuw ‘de Werf van Van Gijn’ gaan heten.
Vooral deze werven maken voor het in- en uithalen van de masten gebruik van de hier in 1643 geplaatste stadskraan.
Vele werven volgen, niet alleen aan de Westhavenplaats, maar vooral ook langs de Havenstraat en rondom het Buizengat (Kortedijk en Hoflaan). Op een gegeven moment telt de stad er wel achttien. Enkele namen uit het – verre – verleden zijn: ‘Figee’, ‘De Zeeuw’, ‘’s Lands Welvaren’, ‘Van Dam’, ‘De Hoop’ en ‘Dammes Erve’.

De Galeiwerf in de Havenstraat
Een aparte plaats in de rij neemt de zogenaamde Galeiwerf in. Deze oudste galeiwerf van Nederland lag aan de Havenstraat. Vlaardingse archeologen treffen hier in 2001/2002 de resten van meerdere oude scheepswerven aan. Eén ervan blijkt de galeiwerf te zijn, waar in 1598 in opdracht van de Staten van Holland de Vlaardinger Dammes Leendertszn Cleijwerff de ‘Rode Galei’ bouwde. Een patrouilleschip geroeid door slaven en de allereerste galei van Nederland (zie ‘De Rode Galei’).

Nieuwe impuls voor de scheepswerven
In het jaar 1860 is de visserij door allerlei oorzaken zodanig teruggelopen dat dit ook zijn weerslag heeft op de scheepswerven. De komst van een nieuw type schip, de zeillogger, brengt daar verandering in. In hoog tempo worden buizen en hoekers vervangen door loggers. In 1872 zorgt de opening van de Nieuwe Waterweg ook nog eens voor een betere verbinding met zee. De visserij herstelt zich en de scheepsbouw neemt weer toe. Er worden nieuwe scheepswerven aangelegd. De werf van Albert de Jong springt eruit. Zijn meesterschap in het – zelfs zonder tekeningen – bouwen van zeilloggers, is tot in de wijde omgeving bekend.
Zijn scheepswerven bevinden zich aan de haven (Havenstraat) en rondom het Buizengat, aan de Kortedijk en de Hoflaan (zie 'Het Buizengat').
En denk niet dat scheepsbouw uitsluitend een mannenaangelegenheid was, ook een aantal vrouwen is directeur van een scheepswerf geweest.
Dan hebben we het over Grietje Verboom, wed. Dammes Dircksz. Cleijwerff (1697-1717); Willemina Gonda, wed. Dirck Dammesz. De Kater (1803-1827);Soetje Blijenburg, wed. Rochus Polderman (1728-1749) en Cornelia van Dam (1870-1884).

Tewaterlating
Na een aantal maanden arbeid op de werf volgt de tewaterlating van het schip, een spannende gebeurtenis die veel bekijks trekt. Hiervoor chartert de scheepsbouwer tientallen schoolkinderen die op het dek gaan staan. Dan volgt het grote moment; met de voorsteven naar voren duikt het schip met een vaart van de helling de smalle haven in. Gepaard met enorme golfslag en een flinke klap botst het tegen de overkant aan en komt het in de modder vast te zitten. Op commando begeven de kinderen zich vervolgens heen en weer van bakboord naar stuurboord en wrikken zo het schip los. Voor zover bekend is deze truc in Vlaardingen altijd gelukt…
Gedurende ongeveer vijf eeuwen lopen er vanaf de Vlaardingse werven heel wat verschillende scheepstypen van stapel. Honderden haringbuizen, galjoten, hoekers, kaagschuiten, sloepen en houten en stalen loggers vinden van hieruit hun weg naar open wateren.
Ook langs de Broekkade aan de Vlaardingse Vaart, de Nieuwe Maas en veel later aan de Koningin Wilhelminahaven en de Vulcaanhaven verrijzen werfjes en grotere scheepswerven. Maar dan zijn we inmiddels in de twintigste eeuw beland.

Stadskraan
De stadskraan levert een belangrijk aandeel in de bouw van een schip. Men zet deze kraan voornamelijk in voor het plaatsen en uithalen van de masten van vissersschepen, het zogenaamde ‘vermasten’. Daarnaast maken zowel koopvaardijschepen als trekschuiten er bij het laden en lossen van hun lading dankbaar gebruik van.
Stadstimmerman Claes Pietersz. Schoonhout is in 1625 de ontwerper van de eerste stadskraan. Deze stond waarschijnlijk op een helling aan de Havenstraat.
In 1643 plaatst men voor het eerst een stadskraan op de Westhavenplaats. In de loop van bijna driehonderd jaar zullen op die plek achtereenvolgens acht exemplaren komen te staan.
Tot 1908 zijn ze van hout, maar in 1909 neemt men de eerste ijzeren stadskraan in gebruik. Deze laatste kraan is uiteindelijk verkocht aan de werf van A. de Jong.
Zo verdwijnt in 1939 na 314 jaar de markante stadskraan voorgoed uit het stadsbeeld.
Aan de Westhavenkade herleeft echter het verleden. Vóór Museum Vlaardingen is een replica van de eerste stadskraan te bewonderen (www.stadskraanvlaardingen.nl)