Toerisme

Toerisme en toeristen zijn niet meer weg te denken uit Harderwijk. Ieder jaar bezoeken zo'n tweeëneenhalf tot drie miljoen mensen uit binnen- en buitenland onze stad. Voor veel toeristen is het Dolfinarium dé trekpleister, maar Harderwijk heeft natuurlijk veel meer te bieden. Denk maar aan de fraaie binnenstad met tal van historische monumenten en andere bezienswaardigheden. En niet te vergeten de watersportmogelijkheden van de Randmeren en de natuur van de Veluwe.

Al een kleine honderd jaar staat toerisme op de agenda van Harderwijk. In het begin van de twintigste eeuw kreeg de Harderwijker economie een harde klap door het vertrek van het Koloniaal Werfdepot. De komst van het garnizoen (1909) was een mooie compensatie, maar er was meer nodig om de economie van de stad sterker te maken.

Iemand die veel voor het toerisme in Harderwijk heeft betekend, was Eibert den Herder (1876-1950). Hij probeerde op allerlei manieren vakantiegangers naar Harderwijk te halen. In 1900 ontstond de Vereniging ter Bevordering van Vreemdelingenverkeer Harderwijk Vooruit, tegenwoordig beter bekend als de VVV.  Den Herder was er jarenlang bestuurslid van. Daarnaast was hij ook sinds 1919 actief in de gemeentepolitiek. Namens de Christelijk-Historische Unie (CHU) zat hij in de gemeenteraad. Toen Den Herder ruzie kreeg met zijn partijgenoten, richtte hij zijn Welvaartspartij op en vormde in de raad een eenmansfractie.

In 1925 baggerde men een veertig meter brede en twee meter diepe vaargeul door Het Harde, een zandbank voor de havenmond. Daarmee werd de haven van Harderwijk veel toegankelijker voor schepen dan voor die tijd. De besluitvorming over dit onderwerp had wel erg lang geduurd, namelijk meer dan een eeuw. Toen de vaargeul klaar was, richtten enkele leden van het Vaargeulcomité de NV Holland-Veluwe-Lijn (HVL) op. Eibert den Herder was uiteraard lid. Op 24 mei 1926 maakte de Stad Harderwijk, een omgebouwde stoomraderboot, de eerste overtocht van Amsterdam naar Harderwijk. De veerdienst was zo'n succes dat er zelfs een concurrent kwam, namelijk de Vereeniging Stoombootonderneming Burgemeester Kempers.

Duizenden dagjesmensen kwamen zo naar Harderwijk. In het begin huurden de toeristen een fiets om de Veluwe te verkennen. Later kwam er meer vertier in de stad zelf. In 1935 werd een nieuwe jachthaven geopend, zodat toeristen ook met een eigen boot konden komen.

Eibert den Herder drong er al in de jaren twintig op aan meer voorzieningen voor toeristen te ontwikkelen om ze langer in de stad te houden. Pas in 1948 gaf  de gemeenteraad toestemming voor de aanleg van een strand. Zoons van Den Herder begonnen een speeltuin en een camping. Om de campinggasten te vermaken haalden de broers Frits en Coen den Herder in 1954 enkele zeehonden naar Harderwijk. Ze vertoonden hun kunsten in het Robarium. 'Oom Piet' van Graffijland deed de voedselpresentaties, tot groot vermaak van de campinggasten. Op 8 juli 1965 gingen in Harderwijk de toegangspoorten van het eerste Europese dolfinarium open. In 1968 volgde de bekende blauwe Koepel. Feitelijk is De Koepel een stadion dat plaats biedt aan 2.200 bezoekers. Tegenwoordig heet het DolfijndoMijn. De aankoop van het Veluwestrand in 1993 en vier jaar later de opening van een echte natuurlijke binnenzee, de Lagune (nu: Odiezee) maakten het Dolfinarium tot een bijzondere toeristenattractie.

Met het Dolfinarium begon het massatoerisme in Harderwijk. Door toenemend autobezit werd men mobieler. De welvaart nam toe, mensen kregen meer vakantiedagen en trokken er graag op uit. Allemaal redenen waarom ook Harderwijk een flink graantje van het toerisme kon en kan meepikken.