Sanatorium Sonnevanck

Gezondheid is voor de meeste mensen een van de belangrijkste dingen in het leven. Dat is nu zo, dat was vroeger niet anders. Een bijzonder groot verschil tussen vroeger en nu is dat er in Nederland tegenwoordig uitstekend wordt gezorgd voor iedereen die ziek is. We noemen dat de gezondheidszorg waaraan ieder jaar vele tientallen miljarden euro's worden uitgegeven. In vroeger eeuwen werden zieken verpleegd door familieleden, buren of door mensen die dat vanuit kerken deden. Bekende voorbeelden zijn diaconessen die namens protestantse kerken zieken verpleegden en nonnen in dienst van de Rooms-Katholieke Kerk.

Tuberculose was eeuwenlang een gevaarlijke infectieziekte waartegen nauwelijks een kruid was gewassen. Een tbc-patiënt had weinig kans om te overleven. In 1904 stuurde een aantal mensen uit de Gereformeerde Kerken een oproep door het land om een vereniging op te richten om mensen met tuberculose te helpen. Die oproep had succes, in 1905 werd de Vereniging tot Christelijk Hulpbetoon aan Tuberculoselijders opgericht. De vereniging ging geld werven en zocht op de Veluwe ruimte om een sanatorium te bouwen. In een sanatorium worden patiënten verpleegd, letterlijk 'gezond gemaakt'. De keus viel op Harderwijk. In 1908 werd het Sanatorium Sonnevanck geopend. Aanvankelijk was er plaats voor 36 zieken, maar het sanatorium groeide snel. Kort na de Tweede Wereldoorlog waren er meer dan vierhonderd patiënten.

Tuberculose was (en is) een gevaarlijke ziekte. Toen er nog geen goede medicijnen beschikbaar waren, moesten patiënten soms twee tot drie jaar kuren. Kuren betekende veel bedrust, liefst in de openlucht en goed eten en drinken. Veel patiënten werden echter niet beter en overleden in Sonnevanck. Dat is de reden dat Sonnevanck een eigen begraafplaats heeft.

In het sanatorium golden strenge regels. Dinsdag en vrijdag waren bezoekdagen. Ongeacht de reisafstand waren de bezoekers aan strikte tijden gebonden: 's morgens van 10.00 tot 12.00 uur,'s middags van 15.00 tot 17.00 uur. Op zondag was er geen bezoek. Wanneer iemand op zondag een familielid wilde bezoeken, moest dat een maand van tevoren schriftelijk worden aangevraagd bij de geneesheer-directeur. Als een echtpaar opgenomen was om te kuren, mochten man en vrouw elkaar eenmaal per zes weken bezoeken. Het bezoek vond plaats op de zaal, in aanwezigheid van andere patiënten. Ook werden de tassen van de bezoekers gecontroleerd op verboden waren. Te veel snoep, alcohol en sigaretten waren uit den boze, hetzelfde gold voor niet-christelijke lectuur.

Behalve in Sonnevanck werden in Harderwijk ook in het Pius-Ziekenhuis in de Bruggestraat tbc-patiënten verpleegd. Al in 1911 was er in dit ziekenhuis een barak voor besmettelijke ziekten. In 1920 werd besloten ook patiënten van buiten Harderwijk in het zeesanatorium op te nemen. Later kreeg het sanatorium de naam Sint-Theresiapaviljoen. In 1930 werd het paviljoen totaal vernieuwd.

Na de Tweede Wereldoorlog werden medicijnen ontwikkeld die tuberculose goed konden bestrijden. Het aantal sanatoriumpatiënten nam snel af. Het bestuur van Sonnevanck besloot daarom ook andere zieken te gaan verplegen. Er kwam in 1964 een verpleeghuis bij. In 1973 werd het sanatorium definitief gesloten en ging Sonnevanck door als verpleeghuis én als Boerhaave-Ziekenhuis.

In 1987 werd het nieuwe Ziekenhuis St Jansdal in de wijk Stadsweiden geopend. Dat ziekenhuis was een fusie van het Boerhaave-Ziekenhuis, het Pius-Ziekenhuis en het Ermelose Ziekenhuis Salem. Sonnevanck is nu nog steeds een verpleeghuis, waar patiënten uit Harderwijk en omgeving worden verzorgd. Het is geen zelfstandige organisatie meer, maar een onderdeel van de Stichting Zorggroep Noordwest-Veluwe