Twee gemeenten: Stad en Ambt

Eigen bestuursproblematiek voor stad en platteland

Gedurende de periode 1825-1920 bestonden er twee gemeenten die elk de naam Doetinchem droegen: de gemeente Stad-Doetinchem en de gemeente Ambt-Doetinchem. De combinatie van een stad en een ambt met dezelfde naam kwam in die tijd veel voor. Bekende voorbeelden zijn Delden, Vollenhove, Almelo, Ommen en - dichter bij huis - Lichtenvoorde en Doesburg.

Het is een bestuurlijke constructie waarvoor in de tijd van de Franse overheersing in Nederland de grondslag werd gelegd. De achterliggende gedachte was dat het omliggende platteland tot het rechtsgebied van de stad behoorde maar dat het toch een geheel eigen bestuursproblematiek had, vooral vanwege zijn agrarische karakter.

Ambt-Doetinchem

Zo werd na de Franse tijd op 1 januari 1818 een zogenaamd schoutambt opgericht waaruit op 1 augustus 1825 de gemeente Ambt-Doetinchem ontstond. Als burgemeester werd Steven Horsting aangesteld, de rentmeester van Slangenburg. De nieuwe gemeente lag in een ruime driekwart cirkel om Stad-Doetinchem en bestond uit het dorp Gaanderen en de vier buurtschappen Dichteren, Langerak, Oosselt en IJzevoorde. Daarmee behoorden ook Koekendaal, Slangenburg, Stadsheide, Kruisberg, Groot-Hagen, IJkenberg, Barlham, Stokhorst, de Huet en Heinoorden tot Ambt-Doetinchem. De gemeente had een oppervlakte van 4661 hectaren terwijl Stad-Doetinchem toen 367 hectaren telde. Wat het inwonertal betrof waren de verschillen minder groot: op 1 januari 1828 had Ambt 2113 inwoners en Stad 1798 inwoners.

Gemeentehuizen

Pas in 1863 kreeg Ambt-Doetinchem een eigen gemeentehuis aan de Varsseveldseweg, naast het Ambtse kerkhof dat al in 1828 was aangelegd. Het agrarische karakter van Ambt-Doetinchem werd uitgebeeld in het gemeentewapen: een maaiende boer met twee garven onder een stralende zon. Er wordt trouwens aan getwijfeld of dit gemeentewapen in de praktijk ooit heeft gefunctioneerd.

Ongemak

De noodzaak van een afzonderlijke plattelandsgemeente ten opzichte van de gemeente Stad-Doetinchem is nooit erg dwingend geweest. Ambt was sterk afhankelijk van Stad, niet alleen wat rechtspraak en ordehandhaving betrof maar ook voor bijvoorbeeld de winkelvoorzieningen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) merkten de inwoners van Ambt op pijnlijke wijze dat er grotere winkels op hun grondgebied ontbraken. Omdat ze met hun Ambtse distributiebonnen niet terecht konden in de Stadse winkels, moesten ze binnen het Ambtse gebied grote afstanden afleggen tussen de kleine neringen in de verschillende buurtschappen. Dit ongemak heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de opheffing van Ambt-Doetinchem en de samenvoeging ervan met Stad-Doetinchem per 1 januari 1920.

Bronnen:
Wikipedia
G. Blankesteijn: Doetinchem in de loop der eeuwen. 1978