Versterkte stad in één keer aangelegd

Een teken van groeiende macht

Het op 27 juni 1395 door heer Allard van Buren verstrekte stadsrecht vermeldt de directe aanleiding: Hij wil een stad op de oeverwal en de stroomrug langs de Korne, tussen zijn kasteel en het riviertje. Expliciet staat beschreven dat de stad nieuw wordt aangelegd, ter vervanging of uitbreiding van een reeds bestaande nederzetting.

De elkaar nagenoeg haaks kruisende straten, met in het centrum de bestaande kapel, zijn aangelegd op het in kavels verdeelde verhoogde grondgebied. Dit is ontstaan door de uitgegraven grond voor de nieuwe grachten aan de noord- en westzijde van de stad. De rest wordt al beschermd door de Korne aan de oost- en zuidzijde. De stad van ongeveer acht hectare wordt ommuurd en krijgt zes doorgangen: De Tielse- of Vrouwenpoort, de Culemborgse- of Huizenpoort, de Steyger- of Waterpoort, de Cockspoort, de Keelaff- of Aelwyksepoort en het Bagijnpoortje.

Symbolisch middelpunt

Heer Allard is de aanleg waarschijnlijk begonnen om zijn groeiende macht in de heerlijkheid Buren duidelijk zichtbaar te maken. De stad is symbolisch middelpunt van zijn domein, vlakbij het bestuurlijk centrum, het kasteel. Dat dan ook stadsrechten nodig zijn is een duidelijke zaak. Inhoudelijk vertonen deze veel overeenkomsten met die van Culemborg uit 1318. De rechtspraak en op te leggen boetes bij overtreding wordt geregeld; een rechter, twee burge­meesters en zeven schepenen worden aangesteld, afspraken gemaakt over week- en jaarmarkten en de basis wordt gelegd voor allerlei financiële afspraken. En wellicht even belangrijk is, zelfs voorafgaand aan de stadsrechtverlening, de verheffing van de kapel tot parochiekerk op 17 maart van hetzelfde jaar.

Auteur: Wim Veerman