Industrialisatie rond Doetinchem

Klompen, likeur en leer

De industrialisatie in en rond Doetinchem kwam pas omstreeks 1850 op gang. Daarna groeide het snel.

Ambt Doetinchem had in 1855 diverse klompenmakerijen waar honderd mensen werk in vonden. De stad had in 1857 een stokerij van likeuren, voornamelijk voor de export naar Nederlands Oost-Indië. In 1860 zijn er in de stad vier leerlooierijen, zeep- en sigaren fabricage en de houtzaagmolen van Horsting.

Groei

In 1861 geeft het provinciaal bestuur een uitgebreid overzicht van wat er zoal in stad en ambt werd aangetroffen. Twee blauwververijen, de pomeranzen- en spiritusfabriek (van Perlstein), zeep en -azijnmakerij, drie tabakskerverijen, een klompenmakerij, twee houtzaagmolens en schorsbewerking voor de leerlooierijen. In 1865 zijn er 244 personen werkzaam in de industrie. Touwslagerij Helmes opende zijn poorten in 1868, Misset 1873, Zadelhoff vleeswaren 1876, Hogenkamp klompen 1877, Martens brandkasten 1879, Blom conserven 1885, F.H. Steenman landbouwwerktuigen 1891, Doetinchemse IJzergieterij 1892, Vinkenborg bakkerijgrondstoffen 1903, Voorhuis naaimachines 1909, Zuivelfabriek 'De Oude IJssel' 1911, Holtslag beton 1913. Later kwamen er nog andere bedrijven bij, zoals de Beccon en Vredestein.

Industriegebieden

Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er een explosieve verandering in. Het Hamburgerbroek werd tot ontwikkeling gebracht, daarna het Grutbroek, Verhuellsweide en Wijnbergen. Nu in het begin van de 21e eeuw liggen er plannen om in Wehl een geheel nieuw industriepark te ontwikkelen.

 

Naar:
J.C. Boogman, S. Oosterhaven. De geschiedenis van Doetinchem.