Sociale woningbouw

Het aannemen van de Woningwet in 1901 was een eerste aanzet tot het verbeteren van de sociale woningbouw. Dat was hard nodig, want aan het einde van de 19e eeuw was de woontoestand erbarmelijk. In Rheden kwam men, op advies van de gezondheidscommissie, niet verder dan enkele krotten onbewoonbaar te verklaren terwijl door de uitbreiding van de industrie de behoefte aan woningen juist toe nam.

Velp was het eerste dorp waar iets op het gebied van de georganiseerde sociale woningbouw gebeurde. Daar werd in 1903 de 'Woningbouwvereeniging Velp' opgericht. Ze bouwde 7 dubbele arbeiderswoningen die werden verhuurd, voor gemiddeld ƒ 1,50 per week en de vereniging werd in 1917 opgeheven.

In Dieren werd in 1906 de NV 'Dierensche Maatschappij tot Exploitatie van Woningen' opgericht met als commissarissen: M.G. van der Kloot Meijburg van de leerlooierij te Dieren, W. Kölling van de Gazelle rijwielfabriek en W. Kroese, rentmeester van Twickel. De commissarissen vonden het belangrijk dat er goede woningen gebouwd werden voor hun arbeiders. De Maatschappij kocht een stuk grond aan 'de Goudakker'. Op de helft van dat terrein werden 19 woningen gebouwd. De overgebleven grond werd verkocht aan de nieuw opgerichte 'Bouwvereniging Dieren'. De NV werkte nog niet op basis van de Woningwet 1901 en kreeg daarom geen overheidssteun. Hierna werden in elk dorp een of meer woningbouwverenigingen opgericht die wel aan de woningwet voldeden. De gemeente steunde de verenigingen door tijdig in de verschillende dorpen bouwgrond aan te kopen. Een gedeelte van de in opdracht van Bouwvereniging Velp in 1918/1919, naar ontwerp van de Velpse architect G.J.A. Heineman, gebouwde arbeiderswoningen aan de Bergweg/Ringallee/Daalhuizerweg is in 2010 gesloopt.

W.F.Ch.H. graaf Aldenburg Bentinck van Middachten werd in 1919 voorzitter van de 'Stichting tot Woningbouw De Steeg', en stelde een bedrag van ƒ 20.000,00 beschikbaar als basiskapitaal. De gemeente zorgde voor grond en de architecten W.P. Meijer en G.J. Uiterwijk maakten het plan voor het 'strooien dorp'. Dit bevatte 24 woningen en 4 landarbeiderswoningen. Deze laatste hadden een kleine stal voor een paar stuks vee. De woningen aan de Bentincklaan kwamen langs het spoor te liggen zodat men er vanuit de trein goed zicht op had. Het complex arbeiderswoningen behoort tot een van de beste in Gelderland. In Rheden aan de noordzijde van de Worth-Rhedenseweg ligt een opvallend complex arbeiderswoningen, gebouwd tussen 1920-1922. Het ontwerp was van de architect J.H.W. Leliman uit Baarn, die een groot voorstander was van de tuinstadgedachte. De éénlaagswoningen bevatten een woonkeuken, bijkeuken, drie slaapkamers en een schuur waarin ruimte was voor een of meer varkens of geiten. De diepe achtertuin gaf de mogelijkheid om zelf groente en fruit te kweken.

In het begin van de jaren twintig werden middenstandswoningen gebouwd met financiële steun van rijk en gemeente. De architecten M.J. Hols en W.P. Meijer bouwden in De Steeg zes en in Dieren twaalf woningen. In Velp verrees een complex van 72 woningen ten zuiden van de Ringallee. De architecten P. Vorkink en J.P. Wormser werkten tussen 1905 en 1925 samen en bouwden in de stijl van de Amsterdamse School. Ze ontwierpen de middenstandswijk in Velp. Het stratenplan is eenvoudig met twee kleine pleintjes, één in de Egmondstraat en één aan het begin van de Van Pallandtstraat. De bebouwing bestaat voor het grootste deel uit drie type woningen. Het geheel ziet er gevarieerd uit mede door het hoogteverschil in het terrein en de leuke speelse details. Kenmerkend zijn de taps toelopende schoorstenen, het siermetselwerk zoals de half/kwartronde geveldelen, horizontale roeden verdeling (deels verdwenen), de detaillering van de voordeuren waarin het horizontale element eveneens aanwezig is, tegels bij de entrees en passende tuinhekjes. Het strooien dorp, de arbeiderswoningen aan de Worth-Rhedenseweg en de Amsterdamse Schoolwijk staan op de gemeentelijke monumentenlijst.

Auteur: Nelleke den Boer-Pinxter