Amptsjonkers

In het middeleeuwse Putten waren er enkele amptsjonkers. Zij vormden samen met de geërfeen het lokale bestuur van het platteland.

Bestuur in de middeleeuwen

In de middeleeuwen wordt het centrale bestuur van de Veluwe gevormd door de Staten van het Veluwse Kwartier. Hierin hebben de adel (ridderschap) en de steden zitting. Het platteland wordt vertegenwoordigd door de ridderschap (amptsjonkers). Het lokale bestuur wordt gevormd door deze amptsjonkers en de geërfden. Het bestuur van de buurtschappen berust eerst bij de geërfden maar in de loop van de achttiende eeuw steeds meer bij de amptsjonkers. Putten had ook enkele amptsjonkers.

Rechtspraak

De adel heeft in de middeleeuwen ook vaak een belangrijke rol in de rechtspraak. Zij vormt, samen met Arnhemse juristen, het landgericht van de Veluwe dat onder leiding staat van de landdrost. De schouten worden aangesteld door de Staten, al bepaalt in de praktijk de plaatselijke ridderschap wie schout wordt.

Macht van de kerk

Na de Reformatie krijgt de adel bemoeienis met de benoeming van predikanten. In de loop van de zeventiende eeuw wordt hen deze rol ontnomen door de classis en de kerkenraden. Wel krijgen de amptsjonkers in de loop van de zeventiende eeuw steeds meer invloed op het beheer van kerkelijke goederen.

Belasting

Een belangrijke rol speelt de plaatselijke ridderschap rond de belastingen. Wordt het uitzetten van de belastingen tot het eind van de zestiende eeuw nog gezamenlijk met de geërfden gedaan, daarna zijn het alleen nog de amptsjonkers die dit doen en slechts bij uitzondering nog met de geërfden. De inning berust eerst bij de schouten maar in de loop van de zeventiende eeuw steeds meer bij de amptsjonkers, die dit dan door 'substituten' laten uitvoeren. Aan de belastinginning zijn namelijk veel financiële voordelen verbonden, hetgeen vaak tot misstanden aanleiding heeft gegeven.

Puttense amptsjonkers

Het aantal amptsjonkers verschilde per plaats. Er werden bepaalde kwaliteiten gevraagd, zoals het behoren tot de ridderschap, het in het ampt woonachtig zijn en het bezitten van een adellijk huis. In Putten waren dat Schoonderbeek, Aller, Vanenburg en Oldenaller. Maar niet alle bewoners van zo'n huis waren amptsjonker. Putten telde er rond 1600 twee, rond 1675 drie, maar rond 1745 en in 1794 slechts één. In de achttiende eeuw waren het Frederik Gerhard van Zuylen van Nyevelt tot Schoonderbeek (1705-1717), Hendrik en Lucas Willem van Essen van de Vanenburg (resp. 1705-1909 en 1709-1737), Wolf en Goossen Geurt Bentinck tot Aller (resp. 1713-1716 en 1733-1786) en Herman Willem Jan van Lijnden tot Oldenaller (1751-1795).