De eerste joden in Doetinchem

Synagoge in de Waterstraat

In de 17e eeuw vestigen zich de eerste joden in Doetinchem. In 1636 vraagt Salomon Ephraïm aan het stadsbestuur of hij zich als chirurgijn in Doetinchem mag vestigen. De bestuurders van de stad vinden het noodzakelijk dat tijdens de heersende pestepidemieën een bekwaam arts in de stad is. Hij krijgt daarom toestemming voor een jaar en moet vervolgens elk jaar zijn verblijfsvergunning laten vernieuwen. In 1663 vestigt Meijer Bonevanck zich met een bank van lening in de stad. In de volgende twee eeuwen zal er steeds een joodse lommerd in de stad zijn.

In 1783 wonen negen joodse gezinnen in Doetinchem. Zij krijgen de aanzegging dat ze geen vreemde joden mogen herbergen. Daar staat een straf op van 25 goudgulden. In de archieven vinden we diverse rechtszaken tegen joden. De straffen zijn niet mis. Op 11 juli 1765 worden vier joden wegens diefstal tot de doodstraf veroordeeld en buiten de stad bij de Heezenpoort opgehangen.

Kleine sjoel

De eerste vermelding van een sjoel (joodse kerk) in Doetinchem is van voor 1770, een kleine sjoel in de Boliestraat. Daarna is er kleine sjoel (ongeveer 5 bij 6 meter) achter de Grutpoort. Daar kunnen maximaal 50 joden de dienst volgen. Ondanks de slechte staat van dit gebouw duurt het tot 1878 voor er een nieuwe synagoge wordt geopend aan de Waterstraat. De joodse gemeente telt dan 151 leden.

Afsplitsing

Door een intern conflict komt het tot een scheuring in de kille (gemeente) en de afgescheiden gemeente huurt een lokaal aan de Nieuwstad. De Synagogestraat herinnert aan dit gebouw dat werd afgebroken voor een uitbreiding van warenhuis Huls (nu V&D). De laatste melding van deze alternatieve gemeente is uit 1901.

Synagoge

In 1933 wordt in de Burgemeester Tenkinkstraat een nieuw complex gebouwd met een school, vergaderzaal, mikwe (ritueel bad) en een woning voor de leraar. Het killebestuur (bestuur van de joodse gemeente) besluit vanwege de in Duitsland in 1933 heersende jodenvervolging, buiten de openingsplechtigheid, af te zien van verdere feestelijkheden. Helaas wordt het prachtige complex nog geen tien jaar gebruikt:de oorlog maakt hier een einde aan. Tussen 1945 en 1969 worden de gebouwen gebruikt als noodgemeentehuis en in 1976 wordt het complex door brand verwoest.

 

Literatuur:
Het oude volk Kroniek van joods leven in de Achterhoek, Liemers en het grensgebied, Hans Kooger, 2001
Kronyck o.a. no. 76,115 en 125