Karels strijd tegen Widukind

Karel de Grote is de grote Frankische vorst die in het jaar 800 door de paus tot keizer werd gekroond. Hij had zijn hoofdzetel in Aken (net over de grens bij Limburg) en had een belangrijk huis in Nijmegen. Hij ging hardhandig te werk met het brengen van het christendom. Je werd christen, of je werd gedood.

In onze regio woonden de Chamaven en Saksen. Zij lieten zich niet zomaar onderwerpen door Karel. De Saksen hadden een krachtig leider: Wittekind of Widukind. Hij had zijn centrale blokhut staan in Vreden aan de Berkel, maar zo'n 30 km van Ruurlo vandaan, vlak over de grens bij Eibergen. De Saksen hadden hun eigen geloof en hun eigen gebruiken. Wodan was hun god, bomen waren heilig, mensen werden gecremeerd en hun urnen begraven. Het lukte Karel om Widukind op de knieën te krijgen. Daarna begon de kerstening van onze streek.

In Ruurlo aan de Barchemseweg ligt een eikenbosje, dat "Den Olden Gott"wordt genoemd. H.W. Heuvel noemt het in zijn boek "Geschiedenis van het Land van Berkel en Schipbeek", als een heilige plaats. Of dit zo is, valt natuurlijk te betwijfelen. Toch kun je je voorstellen dat de Saksen, als Wodan en Donar langs de hemel raasden, weer hun toevlucht zochten bij hun oude goden en heilige eiken, ondanks het verbod van Karel de Grote.

Ruurlo wordt in letterlijke zin een grensplaats na de verdeling van het Frankische Rijk door de kleinzonen van Karel de Grote. Het onbegaanbare Ruurlose Broek vormde een natuurlijke grens tussen Lotharingen en het Duitse Rijk. Dat blijft zo tot in de dertiende eeuw, wanneer het oostelijke deel van de Achterhoek, het gebied van de Heerlijkheid Borculo, door de hertog van Gelre wordt overgenomen.