Kermis

Gerrit Saedt rekent en rekent opnieuw. 'Ik doe het', zegt hij. 'Ik koop die draaimolen'. Gerrit Saedt staat op kermissen met een ijscowagen. Hij tikt in 1928 een draaimolen uit 1904 op de kop. Glimmend draait die op de kermis dat jaar rondjes.

Voor die tijd stelt de kermis niet veel voor met een dansende beer, een 'kop van Jut' en een snoepkraam. Het feest viert men vooral in cafés en danstenten. Om negen uur 's morgens is de eerste dans. Tegen zes uur in de avond gaat de tent dicht. Zeker meisjes en vrouwen moeten voor het donker thuis zijn.

Schutterij

In de nieuwe kerkdorpen De Horst (1927) en Breedeweg (1933) komen schutterijen. In een feesttent wordt de schutterskermis met de nieuwe koning gevierd. Op De Horst is dat nog altijd het grootste feest. Op de kermis is de familie Saedt elk jaar van de partij. Later komen er schuitjes en botsauto's bij. De mallemolen blijft.

Kermis begraven

Verdwenen is het 'begraven' van de kermis. Dan brengt men een geit in optocht naar een café. Daar achter loopt iemand met een haan op de schouder. De haan heeft een brandende sigaar in de bek. Bij het café slacht men de geit. Van het vlees wordt soep gekookt. Het feest is afgelopen. Ook voor de geit.

 

Bronnen en verder lezen: 

  • G.G. Driessen en P. Wilbers (red.), Groesbeek in oude ansichten deel 2 (Groesbeek 1977), p. 36.
  • G.G. Driessen,  Mannen in Uniform en te Wapen in Groesbeek.  Fragmenten dorpsgeschiedenis uit de periode 1770 tot 1940 (Groesbeek 2001), p. 121.

 

Rechten

Vereniging Heemkunde Groesbeek, CC-BY-NC