Omringdijk fenomeen in vlak Holland

11e eeuw na Chr.

Het verhaal over de Westfriese Omringdijk die voor een deel ook door Hollands Kroon loopt, kan niet anders beginnen dan met het Vlie. Het Vlie, ook wel Flie of Fly genoemd, is het water dat omstreeks 800 tussen Vlieland en Terschelling stroomde. Deze twee eilanden waren in die tijd veel groter dan nu. Vlieland stak zelfs uit voorbij de huidige Afsluitdijk en behelsde ook een deel van Texel (Eierland) en liep door tot Stavoren. Hier vormde het Vlie de scheiding tussen Vlieland en het vasteland van West-Friesland. De stroom had een belangrijke rol, men kon het bevaren vanaf het Flevomeer naar de Noordzee. Maar het water van het Vlie bedreigde ook dat deel van het vasteland, dat wij nu kennen als West-Friesland.

Er moesten in het verleden steeds keuzes worden gemaakt. Gebieden nathouden of droog maken. Er ontstond een West-Friese traditie: dijken en terpen bouwen om gebieden voor bewoning en voedselvoor- ziening rijp te maken. In het jaar 1000 ging het vooral om lage en korte dijkjes. Dat ging goed totdat er in de 12e eeuw meer bewoners van het land kwamen. Ook het water rukte op en er moest een nieuwe strategie worden bepaald. De eerste langere dijken die werden gebouwd kwamen te liggen tussen de opgehoogde terpen. Men bouwde echter nog simpele en lage dijken die geregeld doorbraken. Daardoor kwamen er steeds meer meren het gebied.

Zo ontstond er halverwege de 13e eeuw een nieuw fenomeen.Men begon steeds meer gebieden via dijken met elkaar te verbinden en er ontstond een netwerk van dijken over West-Friesland. Langzamerhand werden alle dijken met elkaar verbonden en kwam de West-Friese regio tot stand omringd door een aangesloten dijk, de Westfriese Omringdijk.

In het begin van de 16e eeuw werden de dijken steeds steviger en hoger gebouwd. Hierdoor bleven ze staan en kregen ze hun definitieve plaats. Doordat er steeds meer watergebieden werden drooggelegd, zoals de Zijpe later in die eeuw, werd de zeewerende functie van de omringdijk steeds iets minder van belang. Af en toe brak de zee nog wel door de ring van de Westfriese Omringdijk heen en dat kostte veel mensenlevens.

Pas nadat de Afsluitdijk in de 20e eeuw werd gesloten, verloor de zee zijn greep op de dijk. Toch is het goed te weten dat het dijkstelsel nog altijd wordt onderhouden als ware het een zeedijk.

Voor de aanleg en onderhoud van de dijk waren in de Middeleeuwen eerst de afzonderlijke dorpen en buurt- schappen bij de dijk verantwoordelijk. Later werd het door een hoger gezag geregeld. De vier kwartieren van West-Friesland (de vier Noorder Koggen) gingen samen- werken om het land te beschermen tegen al dat water. Nog later en een stap verder vaardigde het bestuur van de graaf van Holland voorschriften uit omtrent het onder- houd van de dijk, die veel te verduren had. Het water van de Zuiderzee en de grote meren – de Heer Hugo Waard, Beemster en Schermer – waren daar debet aan. Als dan weer eens het zogeheten voorland was weggeslagen, moest de dijk weer worden beschermd. Dat deed men in die tijd – einde 13e eeuw – met behulp van wierriemen (wierzoden en zware palen), maar deson- danks vonden in de loop van de tijd toch veel doorbraken plaats. Als er na een dijkdoorbraak deze dijk niet meer hersteld kon worden en dus zijn waterkerende functie verloor, werd dat deel van het land opgegeven en werd daarachter een inlaagdijk aangelegd. Dit werd dan de nieuwe waterkering. Daardoor zijn de grote bochten ontstaan.

Doordat de bodem in de loop der tijd verder daalde kon men het overtollige water onder vrij verval niet meer kwijt. Er waren windmolens nodig om dit werk te doen. Na eerst wat kleinere molens te hebben geplaatst, werden deze al snel vervangen door grotere molens met een draaibare kap en wieken.

Toen de grote meren droog gelegd waren, verbeterde de situatie enorm. Ondanks alle verbeteringen werd nog steeds tot ver in de 19e eeuw voor gebouwen minimaal 200 meter afstand van de dijk gehouden. De stabiliteit van de dijk moest behouden blijven en er was misschien grond benodigd voor dijkherstel. In die tijd werd de omringdijk bijna in zijn geheel begaanbaar en vormde een van de weinige goede verbindingen in het gebied. Een zogeheten ringweg verbond zo de verschillende plaatsen met elkaar zoals Hoorn, Enkhuizen en Medemblik die aan de dijk lagen. Op het grootste deel van de dijk ligt nog steeds een weg op de kruin, meestal voor autoverkeer, soms alleen voor fietsers of wandelaars. Op enkele dijkvakken ligt geen weg, hier bestaat de kruin uit gras. De dijk kent nu de officiële naam “De Westfriese Omringdijk.

De Omringdijk in het kort
De Westfriese Omringdijk is een 126 kilometer lange dijk, ontstaan door de koppeling van verschillende korte dijken in de regio West-Friesland. De Westfriese Omringdijk omringt de historische regio van West- Friesland. De Omringdijk loopt via de steden Enkhuizen, Hoorn, Alkmaar, Schagen, Medemblik en opnieuw Enkhuizen. De Omringdijk loopt ook voor een deel door de gemeente Hollands Kroon, namelijk bij Poolland, Kreil, Kolhorn, Winkel en Oude en Nieuwe Niedorp.

Sint Clemensvloed
Een belangrijk deel van de zuidgrens van de gemeente Hollands Kroon is ontstaan bij een gebeurtenis uit het verleden. Dit ruim 15 kilometer lange litteken in het landschap is een rechtstreeks overblijfsel met een stormvloed uit de vroege veertiende eeuw als oorzaak. Een litteken waaraan eeuwenlang door instanties en niet te vergeten door heel veel inwoners is gewerkt, maakt het rechtvaardig dit oude litteken, een deel van de Westfriese Omringdijk, te lezen als een iconisch landmark van een jonge gemeente.

Op 23 november 1334 raasde een zware storm over de Noordzee en het hoog opgestuwde zee- water bracht grote schade aan de kusten van Vlaanderen, Zeeland, Engeland en Holland. Ook in de regio die we nu als de Kop van Noord-Holland kennen, dat toen achter een smalle duinenrij lag en ten zuiden van Texel en Wieringen grotendeels bestond uit meer en minder aaneengeschakelde waddengronden. Dit gebied kwam vanzelfspre- kend ook ver onder water te staan en de opge- jaagde golven van de Zuiderzee verwoesten in ons gebied dijken en infrastructuur. Veel land ging verloren.

De bedijkte Herenkoog (tussen Kolhorn en Medemblik) met daarin een stel uitwateringssluizen (‘de Rentersluze’) raakten zo zwaar beschadigd dat de werking ervan stagneerde. Verderop werd het dorp Gawijzend geheel verwoest en de bewo- ners werden geherhuisvest rond Valkkoog. In de buurt van Medemblik kwam Almersdorp als een amfibie voor de helft in zee terecht en bleef de rest als een drenkeling nog net aan de uiterste rand van het land hangen.

Wier voor versteviging
Pakken wier gaven de dijken extra versteviging. Dat wier haalde men onder meer bij Wieringen uit zee. Het moest direct worden verwerkt omdat anders de elasticiteit verloren ging. De pakken wier rezen metershoog kaarsrecht op uit zee. Om de twee of drie jaar was het nodig de bovenste laag van een wierdijk te vervangen. Een enorm werk, dat veel tijd en geld kostte, maar alles ging goed tot de paalworm kwam (zie ook Venster 7: Wierdijken).

Kijk verder

  • Museum de Turfschuur
    Westfriesedijk 66c
    1767 CS, Kolhorn

  • De Westfriese Omringdijk is uitermate geschikt voor een fiets- of wandelbelevenis.