De IJssel en de gemeente Rheden

De IJssel is een vast gegeven in de geschiedenis van de gemeente Rheden. De rivier vormt al eeuwenlang de oostelijke begrenzing van het grondgebied. In die zin was het water een afscheiding en barrière, ook voor het verkeer.

Om de rivier over te steken kon aanvankelijk alleen gebruik worden gemaakt van overzetveren. Deze bevonden zich vanaf de Middeleeuwen slechts op vier plaatsen: het Lathumse veer bij Overhagen (Velp), het Rhedense veer, het veer bij Doesburg en het Dierense veer. Het veer bij Doesburg was een lastig obstakel in een belangrijke handelsroute. Daarom legde de stad hier in 1642 een schipbrug. Eveneens om de handel te bevorderen had Doesburg al in 1552 de IJssel verlegd. In de loop van de tijd was de afstand tussen de stad en de rivier steeds groter geworden. Pas in 1952 werd bij Doesburg een vaste IJsselbrug gebouwd.

Uit deze gang van zaken blijkt dat de rivier ruwweg vóór 1800 veel minder gebonden was aan een vaste bedding dan tegenwoordig het geval is. De rivier zocht vrijelijk zijn weg en dat betekende dat nieuwe beddingen konden ontstaan en oude werden verlaten. Deze zijn op sommige plaatsen nog in het landschap als 'strangen' te herkennen. Ook in het eigenlijke rivierbed gebeurde er van alles. In een meanderende rivier als de IJssel heeft de stroom van het water de neiging in buitenbochten de oevers af te schuren en in binnenbochten zand en grind af te zetten. Bij een geringe stroomsnelheid gebeurt dit ook elders in het rivierbed. Door het aanleggen van kribben en dammen probeerden grondeigenaren dit proces te beïnvloeden. In de 17e eeuw waren er op deze manier door particulieren tussen Westervoort en Doesburg maar liefst 150 kribben aangelegd. Het is duidelijk dat deze de afwatering en de scheepvaart ernstig bemoeilijkten. Omstreeks 1800 kwam het rivierbeheer in handen van de centrale overheid in Den Haag; korte tijd later werd Rijkswaterstaat opgericht. Vanaf dat moment nam het rivierbeheer vaste vormen aan.

De IJssel wordt al eeuwen door de scheepvaart gebruikt. Voordat in de 19e eeuw de eerste stoomboten verschenen, konden de schepen alleen gebruik maken van de stroming van het water en van windkracht. Omdat deze lang niet altijd voldoende waren om zich te verplaatsen, werd ook paardenkracht en menskracht ingezet. Met behulp van een touw werd de boot dan voortgetrokken door een paard dat op de oever liep, soms ook door een of meer mannen. Voor dat doel liep er tot ver in de 19e eeuw op een van de oevers het zogenaamde jaagpad.

Een andere functie van de IJssel, die inmiddels in onbruik is geraakt, is die van verdedigingslinie. Al tijdens de Tachtigjarige Oorlog was dit het geval, toen het gebied op de westelijke oever in handen was van de Staatse troepen, terwijl in het oosten de Spanjaarden nog heersten. Tot in de periode van de Koude Oorlog deed de rivier nog dienst voor de defensie, nu in combinatie met het op grote schaal onder water zetten van gebieden met behulp van stuwen, de zogenaamde IJssellinie.

Een van de problemen waarmee men kampte, wanneer men de IJssel voor de scheepvaart en de verdediging wilde gebruiken, was dat de rivier gedurende een groot deel van het jaar heel weinig water voerde. In 1969 bij de aanleg van de A 48, thans A 348, is de rivier hier verlegd. Verder stroomafwaarts werd ook de Fraterwaard doorgraven.

De verschillende veranderingen in de IJsselloop hadden ook gevolgen voor de gemeentegrens. In 1972 is de Fraterwaard overgegaan naar de gemeente Doesburg, terwijl de Doesburgse stadsweiden tussen de Lamme IJssel en de IJssel naar de gemeente Rheden zijn gegaan. Rhederlaag is naar de gemeente Angerlo overgegaan, terwijl de Beimerwaard Rhedens grondgebied is geworden. Zo zijn ook de nieuw gegraven IJssellopen tot gemeentegrens gemaakt.

 

Rechten

Frans Scholten