De patriotten

Democratisering van de Republiek

De Republiek stelt niets meer voor en dat is de schuld van de stadhouder. Dat vinden tenminste de patriotten, die zich herkennen in de Verlichtingsidealen. Ze proberen in 1787 tevergeefs de macht over te nemen. Maar in 1795 krijgen ze hulp uit Frankrijk. De stadhouder wordt voorgoed verjaagd.

Het verval van de Republiek
In de tweede helft van de achttiende eeuw lijkt de bloeitijd van de Republiek voorgoed voorbij. Als handelsland doet Engeland het veel beter dan de Republiek. De financiële sector groeit nog wel, maar dat lost de grote werkloosheid niet op. In de internationale politiek telt de Republiek ook nauwelijks meer mee. Dat wordt pijnlijk duidelijk tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), die de Republiek verliest.

In deze crisis komt een nieuwe politieke groep op. Het zijn burgers, die tot dan toe nauwelijks een stem hebben gehad in het lands- en stadsbestuur. Ze vinden dat het verval de schuld is van de stadhouder en van corrupte regenten. Deze kritische burgers eisen inspraak en toezicht en noemen zich ‘patriotten’ (patriot betekent landgenoot). Ook enkele regenten voegen zich bij hun beweging.

Opstand
Op 26 september 1781 publiceert de Zwolse patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’, waarin hij oproept tot een revolutie. Het pamflet wordt anoniem gedrukt en in geblindeerde koetsen stiekem door het land verspreid. Er ontbrandt een politieke discussie waarin twee partijen ontstaan. Aan de ene kant de aanhangers van stadhouder Willem V: de orangisten. Aan de andere kant zijn tegenstanders: de patriotten. Beide kampen maken volop gebruik van politiek drukwerk. Ze overspoelen het land met tijdschriften, losse blaadjes en spotprenten die de toestand van de Republiek analyseren en illustreren. Er ontstaat langzaam maar zeker een nationaal gevoel. Mensen voelen zich niet alleen meer inwoner van een stad of streek, maar ook burger van een land.

Staatsgreep
In 1787 proberen de patriotten de macht over te nemen en de stadhouder af te zetten. Zij organiseren zich in ‘vrijkorpsen’, een soort verenigingen van gewapende burgers. Stadhouder Willem V voelt zich niet meer veilig in het patriotse Den Haag en trekt zich terug in Nijmegen. Zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen krijgt kort daarop een hoofdrol in deze staatsgreep. Op 28 juni 1787 reist zij naar Den Haag om de Staten van Holland ervan te overtuigen dat ze haar man moeten laten terugkeren. In de buurt van Gouda wordt ze tegengehouden door de patriotten en naar een boerderij bij de Goejanverwellesluis gebracht. Ze beweert niet volgens haar status te zijn behandeld en schakelt de hulp in van haar broer, koning Frederik Willem II van Pruisen, om de stadhouderlijke macht te herstellen. De vrijkorpsen van de patriotten kunnen niet op tegen de goedgetrainde Pruisische soldaten. De stadhouder en zijn gezin keren terug en de Oranjes zijn weer aan de macht. Na deze nederlaag worden patriotten gevangengezet of worden ze aangevallen door orangisten. Veel patriotten vluchten daarom naar Frankrijk.

Bataafse Republiek
Zeven jaar later komt er alsnog een einde aan de oude Republiek, als patriotten met hulp van de Fransen de regering ten val brengen. De Bataafse Republiek (1795-1801) wordt opgericht, gevolgd door het Bataafs Gemenebest (1801-1806). In die periode komen er veel politieke vernieuwingen, zoals de vorming van een gekozen parlement en de invoering van de eerste grondwet van Nederland: de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk. Het Bataafse Gemenebest houdt in 1806 op te bestaan, als Lodewijk Napoleon koning wordt van het Koninkrijk Holland.