Johan Rudolph Thorbecke

Grondlegger parlementaire democratie

In 1844 werd Johan Rudolph Thorbecke lid van de Tweede kamer. Samen met acht ''geestverwanten'' schreef hij een nieuwe vorm van de Grondwet. In deze nieuwe Grondwet streefden ze naar rechtstreekse verkiezingen en meer verantwoordelijkheid binnen het ministerie. Ook vonden ze dat koning Willem II teveel macht had en wilden ze dat het parlement zeggenschap zou krijgen. Hun voorstel werd echter niet meteen in behandeling genomen, maar pas vier jaar later. In 1848 werden hun ideeën serieus genomen. Koning Willem II was bang dat het volk zijn troon zou gaan afpakken en benoemde uiteindelijk Johan de voorzitter van de Grondwetcommissie. Zodoende kreeg Johan de mogelijkheid om zijn nieuwe grondwet in te voeren en kreeg koning Willem II minder macht.

Johan Rudolph Thorbecke was drie periodes lang de leider van het kabinet van Nederland. Er was toendertijd nog niet echt een minister-president, maar Johan was als Minister van Binnenlandse zaken toch de leider van het kabinet geworden. Hij stelde veranderingen in als: het verbeteren van de infrastructuur, instellen van de Kieswet en de toelating van meisjes aan universiteiten.

Helaas werd Johan Rudolph Thorbecke ernstig ziek tijdens zijn laatste regeringsperiode. Een aantal dagen voor zijn dood had hij geregeld dat Aletta Jacobs als eerste vrouw toegelaten mocht worden tot een universiteit. Toen hij in 1872 kwam te overlijden aan de gevolgen van een longontsteking, werd hij gezien als grootste Nederlandse staatsman van de negentiende eeuw.