De Vlaardingencultuur

Van jacht naar landbouw

Vanaf ongeveer 3400 v. Chr. schakelden de jagers en vissers, die het gebied bevolkten dat we nu Zuid-Holland noemen, geleidelijk over op veeteelt en later ook op akkerbouw. Zij stichtten kleine nederzettingen waar ze langere tijd bleven wonen. Hiervoor kozen ze hooggelegen plekken uit, waar ze minder last van overstromingen hadden.

De Vlaardingencultuur

In 1958 werden bij archeologisch onderzoek in Vlaardingen plattegronden van huizen, vuursteen en aardewerk gevonden. Maar ook voedselresten en gebruiksvoorwerpen van hout en bot. Deze vondsten, goed bewaard in de natte grond, duidden op het bestaan van een afzonderlijke cultuur die de Vlaardingen-cultuur werd genoemd. Dit werd de verzamelnaam voor vondsten uit een dertigtal opgravingen in het deltagebied van Rijn en Maas. Ondanks de vele opgravingen is nog steeds niet duidelijk of het om permanente bewoning ging of dat de mensen er alleen maar gedurende een seizoen verbleven. Leefden ze vooral van landbouw, of van jacht en visvangst? Waarschijnlijk hing dat van de plaatselijke omstandigheden af en kwamen beide bestaansvormen naast elkaar voor.

Vondsten

Jagers dragen liever geen zware gebruiksvoorwerpen mee. Maar wanneer mensen zich gaan vestigen en landbouw gaan bedrijven, zijn zware voorwerpen als maalstenen en aardewerk geen probleem meer. Aan de hand van dit soort vondsten kan worden vastgesteld of men met trekkende of gevestigde bewoners te maken heeft. Zo ook bij de Vlaardingen-cultuur. Het gevonden aardewerk was gemaakt van met kwarts vermengde klei, had een tamelijk dikke wand en was niet of nauwelijks versierd. Ook werden er resten van maalstenen en lopers gevonden die werden gebruikt om van graan meel te maken. Verder zijn op enkele plaatsen huisplattegronden blootgelegd. Daaruit werd afgeleid dat het ging om rechthoekige huizen met in het midden één rij steunpalen voor de nokbalk. De grootte van de huizen verschilde, maar was gemiddeld vijf bij negen meter. Andere vondsten zoals pijl en boog, kanoresten, peddels en visfuiken laten zien dat jacht en visvangst nog steeds zeer belangrijk waren voor de voedselvoorziening.

Naast vuursteen dat via ruilhandel werd verkregen zijn er veel van been gemaakte priemen en beitels gevonden. Ook vond men doorboorde tanden van beren en honden die als sieraad werden gebruikt. Bijzonder is dat zowel cremeren als begraven voorkwam. In een enkel geval, zoals bij Spijkenisse, werden de stoffelijke resten waarschijnlijk op een houten platform neergelegd en aan de elementen over gelaten.