Watersnood

Maassluis en het water

Maassluis en het water zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Voor werkgelegenheid in de visserij en de sleepdienst waren de Maassluizers afhankelijk van het water. De vijf sluizen (Monstersche, Wateringse en drie Boonersluizen) hebben een belangrijke en strategische positie in de waterhuishouding van het Delfland. En gelegen aan een zeedijk in een grote riviermonding met getijden, moest Maassluis altijd op zijn hoede zijn voor stormen en opdringend water.

1953, de ergste stormvloed ooit voor Maassluis
Alles zat tegen op zaterdag 31 januari 1953. De wind kwam uit het noordwesten, de noordwesterstorm was uitzonderlijk zwaar, de storm duurde uitzonderlijk lang en hij viel samen met springtij (extra hoogwater). Al deze factoren stuwden het water op de Nederlandse kust en in de riviermondingen tot ongekende hoogte. Zo ook in de Maasmonding, waar het uitstromende rivierwater niet weg kon naar zee. De Watersnoodramp eiste meer dan 1800 slachtoffers in heel Nederland. De plaats Maassluis maakte zijn eigen drama’s mee. De maatregelen tegen nieuwe stormvloeden zouden het uiterlijk van de stad ingrijpend veranderen.

Ingestort
Het snel opkomende water spoelde over de kademuren van de haven en bereikte de opgeworpen waterkeringen en vloedplanken. Deze hielden het niet lang tegen het watergeweld. Honderden huizen van het buitendijkse gedeelte van de stad kwamen onder water te staan. In de woningen in de Taanschuurpolder stond het water l½ meter hoog. Aan de Haven 22 is een gevelsteen te zien met de waterhoogte in 1953.
In Maassluis is één persoon verdronken. Jans van der Bent was oud en al geruime tijd ernstig ziek. Ze sliep in de woonkamer en kon die nacht niet op tijd wegkomen.

Aan de overzijde, in de hoger liggende Kapelpolder, hadden de bewoners van ’t Stort toch nog 75 cm water in huis staan. Vlak naast de spoorwegovergang aan de Govert van Wijnkade ontstond een diepe geul waardoor het water de Kapelpolder binnenstroomde. Daar zijn twee huizen ingestort. In de knik van de Piersonstraat had het snelstromende en opgezweepte water zich door een smalle poort geperst en de gevel van de huizen ondermijnd. De bewoners zijn door de buren ’s nachts opgevangen.
De schade aan bedrijven was enorm. Machines waren onbruikbaar geworden en de houtvoorraad van kistenmakerij De Neeff was weggespoeld. Dagenlang heeft het personeel hout verzameld uit de omliggende straten.

Opruimen, maatregelen nemen en herdenken
Zondagmiddag was voor Maassluis het gevaar geweken en begonnen de inwoners gezamenlijk met de opruimingswerkzaamheden.

Vóór de Watersnoodramp was er wel over een betere bescherming van onze kustgebieden nagedacht, maar direct na de ramp ging de regering over tot actie. Het Deltaplan werd ontworpen en de uitvoering ervan gestart. Langs de hele kust kwamen nieuwe dijken op ‘deltahoogte’. Maassluis was in 1974 aan de beurt. Een deel van de huizen op ’t Hoofd werd afgebroken voor de aanleg van de dijk. In de haven kwam een keersluis die gesloten kan worden. Dat betekende dat de Buitenhaven en de huizen op ’t Hoofd nog steeds buiten de deltadijk lagen en met extreem hoogwater nog steeds konden onderlopen.
In 1997 is de Maeslantkering in gebruik genomen. Daardoor heeft de deltadijk zijn functie als eerste waterkering verloren. Er mochten nieuwe huizen buiten de deltadijk gebouwd worden en Maassluis kon de woonwijk Het Balkon gaan plannen.

Op 1 februari 2003 is een vloedpaal onthuld ter herinnering aan de Watersnoodramp van 1953. Deze paal staat in het water bij de Havenbrug, beter bekend als de Koepaardbrug. Op de herdenkingszuil staan ook de eerdere rampen aangegeven waarmee Maassluis te kampen heeft gehad.

Vroegere watersnoden
Op 14 november 1775 kwam het water in Maassluis tot ruim 2,5 m boven NAP, toen de hoogste stand ooit. Het ergste was dat ook na hoogwater het water bleef stijgen. ’s Avonds zakte het water ineens. Waarschijnlijk omdat aan de overzijde van de rivier de dijken van Voorne en Putten doorbraken en alle polders onderliepen.

Op 4 februari 1825 kwam het water tot ruim 3 m boven NAP. Er waren drie hoge vloeden achter elkaar. Bij een zeehandelaar was zijn gehele zoutvoorraad bedorven. Er was veel schade aan huizen en veel etenswaren in de kelders, als wintervoorraad opgeslagen, ging verloren. De dijk in Maassluis hield het, maar het water spoelde bij Boonersluis over de Maasdijk de polder in.

In 1894 steeg het water tot 3,25 m boven NAP. In de gasfabriek was een gevaarlijke situatie ontstaan doordat het water de vuren bereikte. Een explosie kon worden voorkomen. Het gas ging uit. En omdat alle straatverlichting op gas brandde werd de stad in diepe duisternis gehuld.

Op 13 en 14 januari 1916 richtte een stormramp rond de Zuiderzee grote schade aan. De stormvloed viel samen met een grote waterafvoer op de rivieren. Dordrecht, Rotterdam, en Maassluis liepen onder doordat de rivieren hun water door de hoge waterstand op zee niet kwijt konden.


Hoogwater in huis
Maassluis was vanouds voorbereid op extra hoogwater. Een paar keer per jaar waren de vloedplanken nodig om de huizen rond de haven, in de Taanschuurpolder en op ’t Hoofd droog te houden. Dit buitendijkse gebied was niet opgespoten en lag lager dan de wijk ’t Stort in de Kapelpolder.
De planken werden geplaatst in de Taanstraat, de Zure Vischsteeg, de Havenstraat en de Fenacoliuslaan. Tegenwoordig (2016) is in het plaveisel van de Havenstraat nog steeds te zien waar men deze constructie van planken en steunen plaatste. Ook voor de deuren van de meeste huizen en pakhuizen konden deze planken worden aangebracht in speciale houders.