Het karmelietenklooster

Kloosterleven in Borne

Tijd van burgers en stoommachines

Het Benedictijnerklooster van Ruinen (Drenthe) was al vóór 1206 eigenaar van de kerk in Borne. Het duurde echter tot ver in de 19de eeuw voor Borne zelf kloosters binnen zijn gemeentegrenzen kreeg. Dankzij de scheiding van kerk en staat in de Franse tijd en verbetering van de relatie van Nederland met het Vaticaan. In 1853 werd de kerkelijke hiërarchie in Nederland hersteld. Het was de start van een succesvolle emancipatiebeweging die zich richtte op onderwijs, geloofsverbreiding, verenigingsleven en politiek. Vele kloosterorden gingen zich toeleggen op het onderwijs voor kinderen en geestelijke verdieping (retraites) voor volwassenen. Zo creëerden de katholieken hun eigen "zuil" in de samenleving.

Het karmelietenklooster

In 1855 kwam op initiatief van pastoor Heinink van Hertme en Zenderen een vruchtbare samenwerking tot stand met het karmelietenklooster in het Brabantse Boxmeer. De overste zocht uitbreiding in andere katholieke streken en kwam zo in Twente terecht. Om de verwachte tegenwerking van protestantse boeren voor te zijn, werd in het diepste geheim het landgoed het Hulscher in Zenderen aangekocht. Er was in het grote huis aan de Hoofdstraat aanvankelijk plaats voor tien paters. De eersten zijn door Zenderse boeren van Boxmeer naar het Hulscher verhuisd. Toen de kloostergemeenschap groeide, moest het oude huis worden vervangen. Er werden vleugels bijgebouwd voor het voortgezet en middelbaar onderwijs en de pastorale zorg. In 1882 werd de huidige kloosterkerk ingewijd die ook toegankelijk was voor de parochianen van Zenderen. Tot 1995 zijn de gebouwen als school gebruikt, eerst voor priesterstudenten, later voor agrarisch onderwijs. Momenteel is het een tehuis voor gepensioneerde paters.

Het karmelietessenklooster

In 1889 werd aan de overkant van de Hoofdstraat, aan de rand van de Zenderse Es, een slotklooster voor de zusters karmelietessen ingewijd. Volgens de regels van de orde leven en werken zij achter de gesloten deuren van hun klooster, afgezonderd van de wereld. Pas na 1960 zijn de strenge voorschiften wat losser geworden, maar nog steeds leven de nonnen volgens de regel: soberheid, contemplatie en gebed.

Het Johannesgesticht

In 1890 zocht pastoor Hendriks van Borne naar wegen om "eene bewaar- en leerschool" voor meisjes op te richten. Hij volgde daarbij het voorbeeld van zijn Rijssense collega. Die had de Zusters van Liefde in Schijndel gevraagd en was zeer content over de pedagogische kwaliteiten van de nonnen. Dankzij een legaat van f 20.000,‒ konden acht zusters in mei 1895 de nieuwbouw van hun Sint Johannesgesticht aan de Stationsstraat betrekken. In de beginjaren hadden de zusters te kampen met zeer armoedige omstandigheden. Ze moesten leven van de landbouwproducten die door meelevende Bornenaren aan de kloosterdeur werden afgegeven. Meubilair was er nauwelijks. Op 1 juni 1895 werd de school met vier leslokalen in gebruik genomen. Er was een naaischool die ook werd bezocht door protestantse en joodse meisjes. Er mochten alleen jongens tot 6 jaar komen, zo was overeengekomen. In 1897 kreeg de school een extra verdieping. Later werd er ook MULO-onderwijs gegeven, dat door de jaren heen door vele honderden meisjes uit de wijde omgeving van Borne is gevolgd. In 1989 vertrok de laatste zuster als leerkracht. 10 jaar later werd ook het klooster gesloten. Momenteel is het een gebouw een gezinsvervangend tehuis.

Retraitehuis St. Joseph, later De Zwanenhof

Het initiatief van paus Pius X voor de stichting van bezinningsoorden vond in Nederland in 1907 voor het eerst navolging in Venlo. Deze vorm van zielzorg, die bestond uit levenslessen en oefeningen in innerlijke vroomheid, was in de handen gelegd van de paters Redemptoristen. Op initiatief van verschillende Twentse rooms-katholieke standsorganisaties stichtten de Redemptoristen in 1927 een retraitehuis op de heide tussen Zenderen en Azelo. De Kleine Zusters van de Heilige Joseph zorgden voor de huishoudelijke verzorging van de gasten. Er waren programma's voor allerlei doelgroepen, zoals werkende jongeren, hogere middelbare schoolklassen, (middenstands)verenigingen, militairen, moeders en bejaarden. In de oorlogsjaren heeft het retraitehuis onderdak geboden aan evacués uit verschillende plaatsen in het land. De laatste zusters zijn in 1994 vertrokken, de laatste vijf paters in 1999. De organisatie is tegenwoordig in handen van leken.