Eerste landverhuizers naar Amerika

Leven in twee werelden

Tijd van burgers en stoommachines

In 1846 en 1847 vertrokken vanuit Staphorst de eerste landverhuizers naar Noord-Amerika. Enkele families wilden zich daar vestigen in het westelijk deel van de staat Michigan. Zij waren de eersten, maar bepaald niet de laatsten die hun woonplaats verlieten en een onzeker bestaan tegemoet gingen.

Om uiteenlopende redenen

Alleen al in de tweede helft van de 19de eeuw vertrokken vanuit de gemeente Staphorst ruim 400 personen om zeer uiteenlopende redenen naar het buitenland. Vanwege economische motieven, uit louter behoefte aan verandering soms, en ook wel om een gerechtelijk vonnis of om een gedwongen huwelijk te ontlopen. Sommigen vertrokken om religieuze redenen. Zij voelden zich belemmerd in de uitoefening van hun godsdienst. Burgemeester Ebbinge Wubben maakte in het gemeenteverslag over 1847 melding van het vertrek van 52 Hervormden en zeventien Christelijk Afgescheidenen. Menigeen vertrok in de hoop een beter bestaan op te kunnen bouwen. Zeker in "de zwarte jaren" 1845-1850, toen de aardappelziekte zorgde voor honger en armoede. In die jaren teisterden ook de cholera en een nieuwe ziekte, de griep, de bevolking. Toch waren er ook redelijk bemiddelde figuren die kozen voor de oversteek naar Amerika. Hoe dan ook: er was geen gemeente in Overijssel waar het aantal landverhuizers zo groot was als in Staphorst.

De dominee achterna

Een belangrijke rol bij de emigratie speelde de Afgescheiden dominee A.C. van Raalte, die in Staphorst en omgeving veel aanhangers had. Hij was in 1846 met een groep van ongeveer 100 volgelingen vertrokken en had zich gevestigd in de staat Michigan. Ook het vertrek van de uit Rouveen afkomstige predikant Roelof Harms Smit heeft waarschijnlijk een aantrekkende werking gehad. Soms waren er in Amerika onder zijn gehoor zoveel Staphorsters en Rouvenigers, dat hij haast meende te prediken in zijn geboorteplaats. Gemakkelijk hadden de emigranten het zeker niet. Het woeste land en het klimaat met de hete zomers en de barre winters vielen zwaar, giftige slangen en hongerige wolven maakten het leven in de wilde natuur riskant. Een enkeling keerde terug. De landverhuizers onderhielden veelal nauwe contacten met elkaar, waarbij het geloof een bindende factor vormde. Tegelijkertijd waren er soms felle twisten, zoals die tussen de aanhangers van de dominees Van Raalte en Smit. Een bindende factor vormde ook de eigen taal, die men zoveel mogelijk vasthield, maar die langzamerhand veranderde in een soort "yankee-dutch", waarmee door nieuwe landgenoten de spot werd gedreven.

Heimwee

Over het leven van de emigranten is het een en ander bekend, dankzij de vele brieven die zij stuurden aan familie en vrienden in de oude wereld en waarnaar het nodige onderzoek is gedaan. Naast de verhalen over het wel en wee in het nieuwe vaderland blijkt daaruit soms ook de heimwee waardoor de emigranten werden gekweld. Zo schreef Jan van Boven, die in 1883 samen met zijn buurjongen Berend Schra was geëmigreerd, in januari 1920: "Toch gaan er niet veel uren voorbij of ik ben met mijn gedachten bij u op Staphorst. Dat zal u wel vreemd toelijken en toch is het zoo. O, hoe vaak als ik droom dat ik op Staphorst ben, dat ik dan met iemand aan het praten ben, dat kunt u niet geloven." Bij deze eerste emigraties bleef het niet. Na de Tweede Wereldoorlog waren er opnieuw Staphorsters die naar het buitenland vertrokken, nu onder meer naar Canada.