De kaart van Gijsbert Sasse

Een verkaveld landschap

Tijd van regenten en vorsten

In 1635 tekende de landmeter Gijsbert Sasse, wiens naam ook wel werd geschreven als Sassen of Zasse, twee kaarten waarop Staphorst en Rouveen zijn te zien. Hierop is niet alleen de verdeling in acht "slagen", langgerekte ontginningspercelen, te zien, maar staan ook de kerken van Rouveen en Staphorst afgebeeld. Aan de "Nye Dyck" die door Staphorst en Rouveen liep, stonden molens. Drie eeuwen later was dat nog steeds het geval. De 8 slagen, met daarop steeds een aantal hoeven, lagen aan de weg, "de diek", van De Lichtmis naar Halfweg. Het ging om, in een moderne spelling: het Zuideindigerslag, het Munnikenslag, het Bisschopsslag, het Noorderslag, het Westerslag, het Achthoevenslag, het Bergerslag en het Bullingerslag. De slagen laten zien hoe de verkaveling vanaf het gebied langs het tegenwoordige Meppeler Diep steeds verder uitwaaierde in zuidelijke richting. Het aantal hoeven in een slag nam in de loop der jaren door verdeling van erfenissen almaar toe. Zo ontstond een totaal versnipperd gebied, met stukken land die in handen waren van vele eigenaren.

Ontginning

Toen in 1832 in Nederland het Kadaster werd ingevoerd en de grond en het grondbezit letterlijk in kaart moesten worden gebracht, bleek hoezeer in Staphorst en Rouveen een lappendeken van kleine stukjes grond was ontstaan. Van een rendabel gebruik kon geen sprake meer zijn. Het duurde tot de ruilverkavelingen in de 20ste eeuw voor er in die situatie verandering kwam. In het voorjaar van 1928 begon de NV Ontginningsmaatschappij Overijssel met de aankoop van ongeveer 260 hectare grond in het Staphorsterveld onder Hasselt. Het terrein bestond uit sterk versnipperde stukjes natuurlijk hooiland van slechte kwaliteit en werd doorsneden door trekgaten van vroegere laagveenontginningen. Bijzonder was, dat er van de 795 percelen slechts één hoefde te worden onteigend. De overgrote meerderheid van de eigenaren was overtuigd van het nut van deze grondige aanpak.

Ruilverkaveling

In 1930 werd in de gemeente Staphorst de eerste aanvraag voor een ruilverkaveling in stemming gebracht, voor een complex van 6.256 ha. De verwachtingen van de initiatiefnemers en sommige belanghebbenden waren hooggespannen. Er waren echter ook tegenstanders. Van de 2.773 opgeroepen personen namen er 881 aan de stemming deel, maar zij vertegenwoordigden slechts 2.417 van de 6.256 ha. In een tijd van crisis durfden velen de verplichting van de hoge kosten niet aan te gaan. Toch werd 1 jaar later een nieuwe aanvraag ingediend, nu ten behoeve van de zogeheten "bouwlanden" onder Staphorst en Rouveen. Het blok van de Ruilverkaveling Oost was 1.820 ha groot en verdeeld over 13.000 percelen. De aanleiding tot deze aanvraag was de nieuw ontworpen Rijksweg 31 over de Staphorster Es, tussen De Lichtmis en De Hoek. De situatie voor de belanghebbenden was in dit geval veel gunstiger, omdat Rijkswaterstaat de kosten voor de verkaveling zou dragen, in ruil voor de afgestane grond voor de weg. Van de arbeidslonen werd 80% vergoed door het ministerie van Sociale Zaken. Met grote meerderheid naar aantallen stemmen en naar hectares werd deze ruilverkaveling aangenomen. Al in de herfst van 1936 konden de eigenaren over hun nieuwe, gemiddeld vijf keer zo grote kavels beschikken. In 1940 begon men met de ruilverkaveling West en Noord, samen een gebied van 5.500 ha. Na de oplevering in 1952 kon men stellen dat de gehele gemeente cultuurtechnisch gezien onder handen was genomen. Toch zou het de laatste ruilverkaveling niet zijn en ook de laatste discussie over het boerenland was daarmee niet gevoerd. Nog op 21 mei 2010 vond de afsluiting plaats van de Ruilverkaveling Rouveen, die een gebied besloeg van 6.000 ha.