De Bovenkerk

Centrum van kerkenbouw

Tijd van steden en staten

De Bovenkerk is beeldbepalend voor Kampen. De spitse toren en het kerkschip van 27 m hoog rijzen ver boven het stadsbeeld uit. Het verbaast niet dat de oudste kerk van de havenstad was gewijd aan Sint Nicolaas, de beschermheilige van de zeelieden. Al rond 1180 stond op deze plaats een kerk in een bijzondere stijl. Het koor had de vorm van een klaverblad en was typisch romaans met zijn dikke muren en kleine vensters. De bouw van deze kerk was wellicht afgekeken van de welvarende handelsstad Keulen, waar vanaf 1065 zulke romaanse kerken werden gebouwd. De groei en bloei van Kampen leidde aan het einde van de 13de eeuw tot de bouw van een grotere kerk in gotische stijl met spitsboogvensters. Deze kerk kreeg binnen honderd jaar al een opvolger.

Gebroeders Steenbicker

Halverwege de 14de eeuw werd begonnen met de bouw van de huidige Bovenkerk. In 1351 sloot Kampen een contract met Herman de Steenbicker en zijn broer voor het bouwen van het kerkkoor met een kapellenkrans daaromheen. Beide broers waren specialisten van Europees formaat. De bouw van gotische kerken had zich vanuit Frankrijk via Duitsland naar de Nederlanden uitgebreid. Kampen had in ons land een primeur met een kapellenkrans rond het koor bij een parochiekerk. Er zou zelfs een betrokkenheid van Kampen zijn geweest bij de bouw van de kathedraal van Straatsburg.

Aanzien

Het was de tijd van het welvarende Kampen. Rijke families schonken forse bedragen "tot timmeringhe van Santa Nichlawes", waarbij men voor zichzelf de weg naar de hemel hoopte te effenen. Het stadsbestuur gaf de opdracht tot de bouw en stelde leningen beschikbaar. Voor de raad zal zeker meegewogen hebben dat het aanzien van de stad vanaf de rivier en de overzijde imposanter werd. Hieruit bleek de welstand van de gehele stedelijke bevolking. Een groot kerkgebouw was nodig voor de erediensten van een groeiende bevolking en had ook een profane functie. Het was de enige plaats waar grote groepen mensen onder één dak konden samenkomen. Pas na de 17de eeuw kwamen er zitplaatsen voor het kerkvolk. In de eeuwen daarvoor moet de ruimte zonder meubilair geweldig groot geleken hebben.

Rutger van Keulen

In 1360 werd Rutger van Keulen bij de bouw betrokken. Zijn vader bouwde aan de Dom van Keulen. Rutger zal hier veel vakkennis hebben opgedaan. Zijn broer begeleidde de bouw van de St. Vitus kathedraal te Praag, waar Rutger ook nog enige tijd aan heeft gewerkt. In 1369 kreeg Rutger de algemene leiding over de bouw. Hij ontwierp het bovenstuk van het koor in een luchtige stijl met sierlijke parallelribben die tot op dat moment uniek is in Nederland. De faam van Rutger verspreidde zich en zo werkte hij vanuit zijn bouwloods in Kampen aan de afbouw van de Buitenkerk, de kerk in Harderwijk, de Sint Pieter in Leiden en ontwierp hij tekeningen voor de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Door het werk van Rutger van Keulen groeide Kampen uit tot een centrum voor kerkenbouw. Dat hij steeds vanuit Kampen bleef werken, laat het belang van de stad in die tijd zien.

Interieur

Na de bouw bleef de bevolking veel geld besteden aan de kerk. Weyme van der Straete schonk het koorhek. Het midden van het hek is niet met snijwerk versierd, want daar stond een sacramentshuis (voor de eucharistieviering) van wel zeven meter hoog, geheel gegoten uit geel koper. Schitterend was ook een monstrans met gouden ringen, diamanten, halfedelstenen en met een groot bergkristal. Onderin stond een zilveren ark en ernaast was een groot bergvak voor de muziekboeken. Aan elke pilaar in het koor en het kerkschip hing een groot beeld, vaak met schilderingen op de pilaar erachter om het beeld beter te laten uitkomen. Zoals enkele restanten laten zien waren muren en gewelven ook beschilderd. Ook het gebrandschilderde glas van de hoge ramen droeg bij aan de kleurrijke uitstraling van de kerk. Nog kort vóór de Reformatie schonk Philips II de kerk zo'n raam. Telde de kerk in 1400 naast het hoofdaltaar zeven altaren, in 1570 waren het er maar liefst 23. Na de Beeldenstorm van 1580 bleef er van die opsmuk weinig meer over. Maar aan de allure van de kerk doet dat niets af. Wanneer de zonnestralen door de grote heldere ramen schijnen, komt het lijnenspel van de gotische bouw nog altijd schitterend tot uiting. Dan toont zich het meesterwerk van de gebroeders Steenbicker en Rutger van Keulen in zijn pure vorm.