De stolpboerderij

Totnogtoe ging het over strijd in weer en wind om huis, beesten en akkers veilig te stellen. Het doet ruig aan, alsof de West-Friezen alsmaar aan het vechten waren. Dat was natuurlijk niet zo. Ze leefden ook warm in hun huis. Dat valt goed af te lezen aan hun meest opvallende huis/bedrijf, de West-Friese stolp.

De piramide van Noord-Holland, zo wordt ze wel genoemd. Ze is ook zo markant. Wie uitkijkt over het land ziet voortdurend stolpen aan de horizon. De vergelijking met een piramide ligt voor de hand, de kap loopt spits toe en torent hoog boven de omgeving uit. Maar verder dan de vorm gaat het Egyptische toch niet, de stolp is zo Hollands als wat, als de tulpen en de klompen. De stolpen zijn te vinden in een lintdorp als Andijk, maar evengoed in kleinere dorpen als Westwoud, Valkkoog of Warmenhuizen; er staat zelfs een enkele stolpboerderij middenin de stad Enkhuizen! Zo'n vijfduizend zijn er nog in Noord-Holland en veel daarvan staan in West-Friesland.

De stolpboerderij bood onderdak aan het hele boerenbedrijf, aan mensen, dieren en oogst. Het vierkant was de centrale ruimte, voor opslag van hooi of graan, met om het vierkant aan de achterzijde de koestal en aan de voorzijde de woonvertrekken. De dars, naast het woonvertrek, was opslagruimte voor paard en wagen en, later, machines. Aan de zijkant werd de dars afgesloten met indrukwekkend hoge darsdeuren. Typisch West-Fries is het wanneer ze aan de voorkant, aan de weg, zitten.

Tegenwoordig wordt in de meeste stolpen in het vierkant geen hooi meer opgeslagen. Er bevindt zich badkamer, kantoor, kinderkamer of keuken. Het is pas sinds ongeveer 1970 dat de stolp louter als woonhuis wordt gebruikt, als gevolg van ruilverkaveling en overloop. (De vensters 26 en 27) Veel van die enorme boerderijen werden als bedrijf overbodig. Ze waren gebouwd voor veel koeien, maar die hebben tegenwoordig nog grotere ligstallen. De zomerstal was - en is soms nog - een West-Friese traditie.

De stolpboerderij heeft een lange geschiedenis. Oorspronkelijk vond het boerenbedrijf - de boer zorgde toen nog overal zelf voor - onderdak in de zogenaamde langhuisboerderij, zo'n vijftien of meer meters lang; zoals in de Bronstijd al voorkwam. Die boerderij herbergde mensen en dieren. De koeien stonden in twee rijen naast elkaar langs de twee buitenmuren, gescheiden door een gegraven grup, een greppel waar de mest in viel. Het woon- en slaapgedeelte bevond zich in diezelfde ruimte, met een opening in het rieten dak als schoorsteen. Hooi werd apart van de boerderij opgeslagen in de hooiberg. Dit type boerderij is mettertijd blijven veranderen. Het woongedeelte werd met planken eerst, later met een stenen muur, gescheiden van de koegang. Tot na 1600 kwam de langhuisboerderij in West-Friesland voor, hoewel het hooi toen al gemakshalve binnenshuis werd bewaard. Al in de zestiende eeuw deed de piramidevormige stolp zijn intrede. Het echt nieuwe waren de vier lange stijlen, die samen het hoge tentvormige dak droegen. Zo ontstond het 'vierkant', voor opslag van hooi en graan.

Uitgelicht

De oudste West-Friese stolphoeve, van 1659, staat in Blokker: 'De Barmhartige Samaritaan', naar zijn gevelsteen met daarop een Bijbelverhaal:

'Een zeker man ging van Jeruzalem naar Jericho. Hij werd beroofd en bleef voor dood liggen. Het was geen drukke weg. Er kwam een priester langs... die liep door. En nog zo'n belangrijk man, ook die liep door. Toen kwam een Samaritaan, een man van niks. Hij verbond het slachtoffer en bracht hem naar een herberg. De Bijbel eindigt met de vraag: 'Zo, en wie denken jullie dat de naaste van het slachtoffer was?'

Zulke verhalen vertelden de mensen hoe ze moesten leven.