Alphons Ariëns

"Voorman der arbeidersbeweging"

Tijd van burgers en stoommachines

In 1886 maakte Alphons Ariëns (1860-1928) voor het eerst zijn opwachting in Enschede. De doctor in de theologie, geboren in Utrecht, was in de textielstad aangesteld als kapelaan. Hij trof er "de lelijkste stad van Nederland" aan, herrezen uit de as van de stadsbrand van 1862. Overal in de hoofdstad van de Twentse textiel rookten fabrieksschoorstenen. Mannen, vrouwen en kinderen werkten tot wel 15 uur per dag in de verstikkende atmosfeer van vezelpluizen, oliedampen en stoom die de fabriekshallen in werd geblazen om het garen soepel te houden. 's Avonds bewerkten de arbeiders, vaak afkomstig van het platteland, een lapje grond voor de eigen voedselvoorziening. Hun povere onderkomens stonden in schril contrast met de villa's waarin de textielfabrikanten woonden. Ariëns proefde de groeiende onvrede onder de arbeiders. Vooral de herhaaldelijke loonsverlagingen, boetes voor gemaakte fouten en het verplicht werken op christelijke feestdagen wekten wrevel.

Twentsche Fabrieksarbeidersbond

In 1888 brak in Almelo de eerste georganiseerde staking van Twente uit, onder leiding van de socialistische voorman Gerrit Bennink (1858-1927). Om de katholieke arbeiders uit handen te houden van deze radicale socialisten, richtte Alphons Ariëns in 1889 de Arbeidersvereeniging Sint Joseph op. Het was een rooms-katholieke vereniging onder de paraplu van de kerk, bedoeld voor de algemene ontwikkeling van de arbeider, met onder meer een eigen weekblad, verenigingsgebouw en harmonie. Maar de kapelaan ging nog een stap verder. Voor zakelijke belangenbehartiging van de arbeiders hielp Ariëns in 1891 bij de oprichting van een rooms-katholieke Twentsche Fabrieksarbeidersbond. Deze organisatie was de eerste katholieke vakbond van Nederland. Ook stond Ariëns aan de wieg van de eerste katholieke vrouwenorganisatie, de Mariavereeniging, die zich onder meer fel keerde tegen drankmisbruik. De socialisten en protestanten organiseerden zich intussen op vergelijkbare wijze in eigen organisaties, om daarmee het proletariaat een eigen stem te geven.

"Gewetenloze schurken"

De fabrikanten moesten aanvankelijk niets hebben van de toegenomen mondigheid van hun arbeiders. Mensen die kritiek uitten op slechte werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden kregen ontslag. De ondernemers voeren een harde koers. Bij economische tegenslag gingen de lonen prompt omlaag om de winst op peil te houden. De arbeiders moesten weten wie er de baas in de fabriek was. "Het was opzitten, pootjes geven en doodliggen", schreef Ariëns. "Ze moesten blij zijn, dat men hen werken liet, en vooral nooit klagen of vragen om meer." In een onbewaakt ogenblik noemde hij de textielfabrikanten zelfs "gewetenloze schurken en echte bloedzuigers". In staken als pressiemiddel zag Ariëns weinig heil. Hij zocht liever de dialoog. In 1890 bemiddelde hij met succes bij een ernstig arbeidsconflict in Enschede. Hij wist de fabrikanten zelfs te bewegen via een Arbeidsraad in overleg met hun werknemers te treden. Om ontslagen arbeiders op te vangen richtte Ariëns in 1895 weverij De Eendracht in Haaksbergen op, wat helaas op een mislukking uitliep. Ariëns ondervond intussen steeds meer tegenwerking door zijn superieuren, die hem te ruimdenkend vonden. In 1901 werd de bevlogen kapelaan weggepromoveerd tot pastoor in Steenderen bij Zutphen.

Textielstakingen

Een jaar na het vertrek van Ariëns brak bij Van Heek & Co. in Enschede een grote staking uit. Voor het eerst trokken de verschillende vakbonden gezamenlijk op. De Twentse fabrikanten hadden afgesproken dat bij een staking alle fabrieken zouden sluiten en daarmee de arbeiders op straat kwamen te staan. Dit systeem van uitsluiting kwam bekend te staan als het "Twentse stelsel". Uiteindelijk bogen de arbeiders het hoofd. Maar de economische tegenslag in de navolgende jaren deed de strijd tussen fabrikanten en arbeiders herhaaldelijk oplaaien. Bij de textielstakingen van 1923/'24 en 1931/'32 waren vele duizenden arbeiders uit Twente en de Achterhoek betrokken. Ondanks de hoge organisatiegraad en massale steun vanuit het hele land legden de stakers het keer op keer af tegen de hardnekkige fabrikanten. "Geven wij nu toe, dan staat ons met 14 dagen hetzelfde deuntje weer voor de deur", liet een van de firmanten van textielgigant Van Heek & Co. ooit weten. Het was vooral door politieke maatregelen dat de arbeidersbeweging, met een centrale rol voor de vakbonden, haar eisen geleidelijk ingewilligd zag. Alphons Ariëns werd in 1934, zes jaar na zijn dood, in Enschede geëerd met een standbeeld als "voorman en stuwer der r.k. arbeidersbeweging en der r.k. drankbestrijding in Nederland".