Landbouw- en huishoudschool

Toekomst op het boerenbedrijf

Tijd van wereldoorlogen

Halverwege de 20ste eeuw was Heino nog een echte plattelandsgemeente. De meeste jongens werden geacht op de boerderij te komen werken, dus gingen ze naar de Lagere Landbouwschool. Meisjes werden op de (Landbouw)huishoudschool De Bakenbelt voorbereid op hun toekomstige rol als huisvrouw. Toen het aantal leerlingen in de jaren tachtig terug begon te lopen en een fusie tussen beide scholen mislukte, moesten beide Heinose opleidingen hun deuren sluiten.

De oprichting van een (protestants-christelijke) landbouwschool in Heino was een initiatief van de Overijsselse Landbouw Maatschappij (OLM). Het paste prima bij de groeiende behoefte aan goed landbouwonderwijs. Op 10 januari 1949 ging de school onder leiding van directeur D.J. Wisselink van start met zeventien leerlingen. In de eerste jaren werd nog gebruik gemaakt van een vergaderlokaal van de Coöperatieve Landbouw Vereniging aan de Canadastraat, maar in 1951 ging men over naar een nieuw schoolgebouw aan de Haarstraat (nu het Rouwcentrum).

Medio jaren vijftig was het (landelijke) beleid erop gericht dat toekomstige boeren een bredere algemene ontwikkeling moesten krijgen. Dat betekende dat het tot dan toe vooral op de praktijk gerichte onderwijs moest worden aangevuld met meer theoretische vakken. Daarvoor waren nieuwe leslokalen nodig, bij voorkeur dichtbij elkaar. De roep om nieuwbouw werd in het schooljaar 1963-1964 beloond met een nieuwe locatie aan de Marktstraat/Industriestraat. Het betrof een dubbel schoolgebouw, want ook de landbouwschool van de katholieke ABTB uit Boerhaar verhuisde naar deze locatie. De scholen waren organisatorisch strikt van elkaar gescheiden, maar het praktijkgedeelte werd door beide scholen benut.

In 1950 werd op initiatief van de OLM voor het eerst huishoudonderwijs in Heino gegeven. In dat jaar ging de Landbouwhuishoudschool vanuit gebouw Vrede met een tweejarige cursus van start. Er waren alleen maar huishoudelijke vakken. "De meisjes leren alles wat betrekking heeft op de huishouding: koken, wassen strijken, huishoudelijk werk. […] Welke vrouw moet dat nu niet kunnen doen?", aldus directrice Ellen Zandscholten in het blad Onze Gemeenschap Heino. Met haar 21 jaar was zij toen de jongste directrice van Nederland.

Op 8 juli 1960 werd het nieuwe schoolgebouw aan de Van der Capellenweg in gebruik genomen. Het gebouw met vijf leslokalen werd door architect Jans op beeldende wijze omschreven als "een boerenvrouwe op haer zundags". De school ging vanaf dat moment door het leven als De Bakenbelt. De ingebruikname gaf een behoorlijke impuls aan het leerlingenaantal: van 28 in 1956 tot 101 in 1960.

Eind jaren zestig liep de belangstelling voor het agrarisch onderwijs sterk terug. Een fusie tussen de landbouwscholen van OLM en ABTB was de enige uitweg. Zo ontstond op 1 januari 1972 de Lagere Agrarische School in Heino. Het zorgde nog niet direct voor een toestroom van leerlingen. Integendeel, het schooljaar 1972-1973 ging van start met 54 leerlingen, slechts zes boven de minimumnorm. In dezelfde periode noemde De Bakenbelt zich geen huishoudschool meer, maar school voor LHNO (Lager Huishoud- en Nijverheids Onderwijs). Dit had te maken met nieuwe landelijke richtlijnen, die onder andere inhielden dat de opleiding vier jaar besloeg. Het leverde echter niet meer leerlingen op.

Beide scholen werden hierdoor min of meer in elkaars armen gedreven. Eén scholengemeenschap zou de mogelijkheden voor uitbreiding met andere opleidingen alleen maar gemakkelijker maken. Er werd veel tijd en energie gestoken om tot een fusie te komen, maar de verschillen van inzicht over de nieuwe opzet bleken onoverbrugbaar.
In 1985 werden de laatste diploma's van De Bakenbelt uitgereikt en was de huishoudschool in Heino definitief verleden tijd. Directeur Oosterkamp was realistisch bij het onvermijdelijke afscheid: "De school heeft zichzelf overleefd door de ontwikkeling van de plattelandsbevolking." Een werkgroep bekeek nog of het gebouw kon worden behouden, maar alle ideeën strandden op de financiële onhaalbaarheid.

De agrarische tegenhanger hield het wel wat langer vol. Door uitbreiding van het vakkenpakket wist men het aantal leerlingen weer behoorlijk op te krikken. De naam werd gewijzigd in Lager Agrarisch en Biologisch Onderwijs en daardoor kon een hele nieuwe doelgroep worden aangeboord. Het schooljaar 1985-1986 werd zelfs een topjaar met 149 leerlingen. Toch was de school nog altijd onzeker over de toekomst, want op landelijk niveau daalde het aantal leerlingen van deze vorm van onderwijs gestaag. De enige optie die de Landbouwschool in Heino had, was een fusie met de Lagere Agrarische School in Heeten Die kwam onder leiding van directeur Herman Kocks tot stand. Als vestigingsplaats werd Raalte uitverkoren.

Hoewel er geen les meer werd gegeven, ontkwam het schoolgebouw van het Lager Agrarisch en Biologisch Onderwijs aan de Marktstraat aan de slopershamer. Het kon daardoor nog lang dienst doen als onderkomen voor onder andere Kringloopbedrijf, sociaal-cultureel werk, de Jeugdsoos en peuterspeelzaal. Inmiddels zijn terrein en opstallen in bezit van woningcorporatie Salland Wonen en de verwachting is dat er woningbouw zal plaatsvinden.