De Reformatie

Revolutie in de kerk

In 1578 werd in Loenen als een van de eerste plaatsen langs de Vecht de kerk overgenomen door de protestanten. Ze wierpen het doopvont in de Vecht en blijkbaar werden ook de glas-in-loodramen vernield, want die moesten daarna weer glasdicht gemaakt worden. De katholieken uit Loenen gebruikten vanaf dat moment een schuilkerk in Oucoop. Wat bezielde deze protestanten?

In de vijftiende en zestiende eeuw was er grote onvrede met de katholieke kerk. De kerk was te rijk geworden en dat botste met het ideaal van armoede. De geestelijkheid leek zich vooral druk te maken over de eigen maatschappelijke positie en te weinig met het zielenheil van hun kudde. Ook de bezittingen van de kloosters waren sommigen een doorn in het oog. Veel grondgebied, ook in de Vechtstreek, was in handen van kloosters en kapittels.

In heel Europa kwamen protestbewegingen op en deze protestanten kregen ook in de Vechtstreek vaste voet aan de grond. De eerste hagepreek, een kritische preek tegen de katholieke kerk, vond in Utrecht plaats in 1566 op Loevenhout aan de Vecht, op het grondgebied van het kapittel van St. Jan.

In datzelfde jaar waren er in Utrecht beeldenstormen, waarbij men de heiligenbeelden uit de kerken verwijderde. De beelden zouden volgens de protestanten in tegenspraak zijn met de geboden uit de Bijbel. Muurschilderingen werden overgewit. De nadruk kwam te liggen op de Bijbel. De kerken werden sobere gebouwen.

De landsheer van Utrecht, de Spaanse koning Filips II, trachtte de hervormers te vervolgen maar dat leidde tot een strijd, die Spanje uiteindelijk verloor. In 1580 werd de katholieke godsdienst verboden en werden de kerken aan de protestanten overgedragen. Kloosters werden gesloten. De monikken en nonnen kregen een pensioen maar er werden geen nieuwe geestelijken meer opgenomen. De kapittels werden omgevormd tot protestantse vastgoedbeheerders en de bezittingen van de kloosters vervielen aan de Staten van Utrecht.