Varen op de Heinose weteringen

Een kwestie van geduld

Tijd van regenten en vorsten

Wie vandaag de dag een tochtje maakt langs de Sallandse weteringen, kan zich moeilijk voorstellen dat dit vredige landschap eens gekenmerkt werd door grote bedrijvigheid op het water. Ooit gegraven om de landerijen droog te maken en te houden, gebruikten hele generaties van Heinose schippers de weteringen als vaarweg voor het goederen- en personenvervoer. Maar eenvoudig was dat niet.

Voor het ontstaan van de weteringen moeten we terug naar de Middeleeuwen. Vanaf de 12de eeuw werden deze waterwegen gegraven om de afwatering van de pas ontgonnen gronden rondom Heino in goede banen te leiden. In ongeveer 200 jaar tijd ontstonden daar de ons nog steeds bekende weteringen, zoals de Oude Wetering (vóór 1200), de Nieuwe Wetering (circa 1350) en de Soestwetering (circa 1400).

Al vroeg moet het idee zijn opgevat deze kaarsrechte waterwegen ook voor de scheepvaart te gebruiken. Een logische gedachte, want voor vrachtvervoer waren de zandwegen in de regentijd vaak langdurig veranderd in drassige modderpoelen. Vervoer over water was dan een betere optie. Wanneer de scheepvaart op de weteringen precies begon, is niet bekend. De eerste vermelding dateert uit 1601, toen drie Heinose "schyppers" in een belastingregister werden genoemd: Hinrick, Hinrick de Duesche en Pelle. Zij voeren met hun kleine platte scheepjes over de weteringen op Zwolle.

De Heinose schippers vervoerden nagenoeg alles wat maar verhandelbaar was. Graan, turf, hout, en zelfs de mest uit de straten van Zwolle, die hier over de landerijen werd verspreid. Ook zal er, zeker bij hoog water, wel eens een passagier meegenomen zijn, al mag je hopen dat dat niet tegelijk met een mesttransport was. De Heinose schippers combineerden hun varend bestaan soms met ander werk. Ze waren namelijk meestal ook eigenaar of pachter van een katerstede of een herberg.

Het relatief snelle vervoer over water kwam in moeilijke tijden goed van pas. In 1772 werd, in verband met een dreigende hongersnood wegens een misoogst, schipper Lambert Hendriks naar Zwolle gezonden om "eenhonderd en vijf schepel rogge en vijftien schepel boonen per schuite te halen". En in 1784 dienden enkele Heinose schippers een rekening in bij de schout "weegens het vaaren met vier schuyten en volk bij de laatsten overstroominge tot hulp en redding van menschen en vee."

Aan de Nieuwe Wetering woonden aan het eind van de 18de eeuw drie schippersfamilies: Tutert, Van Borne en Vulkers. De laatste werd ook wel Bruggeman genoemd, omdat hij tol mocht heffen voor de Borremansbrug naast zijn huis. De familie Tutert woonde aan het eind van de huidige Rozendaelseweg en had daar een haventje met een opslagplaats. De beide andere families hadden naast een aantal schuiten ook een herberg: De Oude Born (met brouwerij) en De Zwarte Arend, in de volksmond De Nieuwe Born. Tot ongeveer het midden van de 19de eeuw waren deze herbergen in bedrijf. Daarna werden het gewone boerderijen.

De schippers maakten gebruik van zompen: platbodems met een zeer geringe diepgang, ongeveer 12 m lang en 2,5 m breed, met een laadvermogen van 3 à 4 ton. Deze schuiten waren voorzien van een grootzeil en een fok, en konden indien nodig ook geboomd worden.

Het varen op de weteringen was niet altijd eenvoudig. Dat blijkt uit een brief uit 1848 waarin burgemeester De Vidal de Saint Germain aan koning Willem II over de Nieuwe Wetering schrijft: "Voor het grootste gedeelte van het jaar bevaarbaar, verliest zij evenwel bij het droogen van de zoomer haar water en als dan staat de vaart gedurende korteren of langere tijd, op dezelve stil".

Met name de voorden in de weteringen waren een grote hindernis voor de schippers. Deze doorwaadbare plaatsen waren zo ondiep dat ze door het wegverkeer werden gebruikt als oversteekplaats. Zo liep de Twentseweg in de buurt van de huidige Bolderbrug dwars door een voorde van de Steenwetering. Deze lastige passages vroegen veel geduld van de schippers. Ze beklaagden zich keer op keer omdat sommige voorden 's zomers door vloedwater en 's winters door het hoge water of door ijsgang niet te passeren waren.

Vooral de gebruikers van de wegen hadden er belang bij dat er op deze plaatsen bruggen aangelegd zouden worden, wat uiteindelijk ook gebeurde. Aan de kromming van de bruggen is nog te zien dat ze zo zijn aangelegd dat er een schuit onderdoor kon varen.

Met het verbeteren en verharden van de wegen kwam uiteindelijk de scheepvaart op de weteringen stil te liggen. In het midden van de 19de eeuw waren er nog zo'n zeven schepen in Heino geregistreerd. Het was het schipper Loman die rond 1900 als laatste de Soestwetering bevoer met zijn zomp. Vanwege hun waterstaatkundige betekenis zijn de karakteristieke weteringen zelf gelukkig behouden gebleven. Talrijke fiets- en wandelroutes voeren de moderne toerist langs de natuurrijke weteringen.