Hoe de cultuurcanon een succes wordt

Iedere simplificatie is tendentieus. Hoe meer je simplificeert, hoe moeilijker het wordt om het over de inhoud van de canon eens te worden. Maar wie echt een canon wil, moet de moed van zijn overtuiging hebben en durven zeggen: 'dit en dat, en ook dat zijn echt de belangrijkste'. In de discussie over de canon tot nog toe valt op dat het allemaal positief moet zijn. Het verhaal van Nederland moet mooi zijn, iets waar wij trots op kunnen zijn. Dat is boerenbedrog. Vooral als we denken aan het toelatingsexamen voor aspirant-Nederlanders ontkomen we niet aan vervelende vragen over ons imago en over ons verleden. Onze nieuwe landgenoten zullen verwachten geholpen te worden bij de beantwoording van dat soort vragen, gesteld al dat zij in dat examen iets anders zien dan louter een stevige rem op immigratie. [… Een] voorbeeld dat velen op z'n minst nodeloos gecompliceerd zullen vinden, betreft ons religieuze landschap. Wij zijn onder elkaar gewend geraakt om zowat alles weg te relativeren. Toen prinses Juliana enige jaren geleden voor het oog van de televisie ter communie ging, was het minder tekenend dat protestantse kerkleiders daar hun verdriet over uitten, dan dat negentig procent van de Nederlandse bevolking geen flauwe notie had waarom iemand daar een probleem van zou maken. Voor buitenlanders ligt dat anders. Veel aspirant-Nederlanders zijn gewend hun religie serieus te nemen en hebben minder moeite met een andere mening dan geen mening. Maar het is voor het Nederlandse volk, dat zo hamert op zijn internationale oriëntatie, ook interessant dat zoveel buitenlanders zoveel van wat zij van ons begrijpen relateren aan ons calvinisme. Dus toch ook die lastige godsdienst in de canon.

Het Financieele Dagblad