De Graven van Holland

Van Leenman tot graaf
De machtigste middeleeuwse edelen in dit gebied waren de Graven van Holland. Formeel waren ze 'leenman' van de Duitse keizer. Geleidelijk aan ontwikkelden zij zich echter tot zelfstandige machthebbers. De eerste graaf van Holland was de van oorsprong Friese Gerulf die in 889 van de Duitse keizer een aantal bezittingen kreeg. Door erfenissen en gebiedsuitbreidingen gingen de graven heersen over Rijnland en Kennemerland. Bij Egmond stichtte de zoon van Gerulf, Dirk I, het eerste klooster in zijn gebied: de Abdij van Egmond (gereed ca. 950; verwoest in 1573).

1018 - een zelfstandig graafschap
Echt zelfstandig werd het graafschap in 1018. De keizer stuurde toen een leger om zijn ongehoorzame leenman Dirk III tot de orde te roepen. Dit leger werd echter bij Vlaardingen vernietigend verslagen. In de volgende eeuwen zouden de graven hun gebied steeds verder uitbreiden ten koste van de bisschop van Utrecht in het oosten, de West-Friezen in het noorden en de graaf van Vlaanderen in het zuiden. Omstreeks 1300 omvatte het graafschap het huidige Noord- en Zuid-Holland en het grootste deel van Zeeland.

Toenemend aanzien en economische groei
De Hollandse graven gingen dan ook een steeds belangrijker rol in de internationale politiek spelen. Zo werd graaf Willem II in 1248 op initiatief van de paus in Duitsland tot 'kandidaat-keizer' (Rooms koning) gekozen. Door zijn dood in 1256 in de oorlog tegen de West-Friezen kwam het nooit tot een keizerskroning. Zijn zoon Floris V zou de onderwerping van West-Friesland voltooien.

Dit alles was niet mogelijk zonder economische groei. Vanaf ongeveer 1000 bevorderden de graven de ontginning van woeste veengronden. In de dertiende eeuw gingen ze zich ook richten op de ontluikende steden. Met name Willem II en Floris V hebben aan veel Hollandse plaatsen stadsrecht verleend. Hierdoor schiepen zij gelegenheid voor de groei van handel en nijverheid.

Den Haag wordt regeringscentrum
De eerste graven reisden rond langs hun diverse grafelijke hoven (versterkte landgoederen). Onder Willem II werd begonnen het hof in Den Haag uit te bouwen tot een vaste grafelijke verblijfplaats, die ook wel met de naam Ridderzaal wordt aangeduid. Floris V bouwde de omgeving van de Ridderzaal uit tot het Binnenhof, dat hierdoor een belangrijk machtscentrum werd. De dood van Floris V, die in 1296 door enkele van zijn achterleenmannen waaronder Gijsbrecht van Aemstel, werd vermoord, luidde het einde in van het Hollandse gravenhuis. Toen zijn opvolger Jan I in 1299 stierf was er geen opvolger beschikbaar, waardoor het graafschap Holland door vererving in handen van het Henegouwse Huis kwam.