Kerk en Rechthuis

Zelfstandig dorp

De groei van Diemen als zelfstandig dorp, dat rond 1100 of kort daarna zijn eigen kerk kreeg met eigen dorpsbestuurders en rechters. Die stonden onder het gezag van de bisschop van Utrecht, die dat gezag ter plekke toevertrouwde aan een ‘leenman’, sinds 1226 een ridder uit het geslacht van Amstel.

Met wat boerderijen langs de oostoever van de Diem was het 11de-eeuwse Diemen nog niet meteen een dorp. Het was een buurtschap die vermoedelijk bij Muiden hoorde. En of die buurtschap toen al Diemen heette? Misschien, want in Diemen zit het woord ´iem´ of ´eem´ besloten en dat verwijst naar stromend water, het water van de Diem natuurlijk. Eind 11de of begin 12de eeuw raakte ook het gebied ten westen van de Diem bevolkt, met tal van boerenhoeven langs de huidige Ouddiemerlaan en Ouderkerkerlaan. En in wat nu Oud-Diemen is ontstond een dorpscentrum, waarin ook een kerk verrees.

Een eerste schriftelijke vermelding van de plaats Diemen dateert pas van het jaar 1226 en is terug te vinden in een zogenoemde oorkonde van de bisschop van Utrecht. Die was in de middeleeuwen ook met wereldlijk gezag belast en dat strekte zich toen óók nog uit over Amstelland, Muiden, Diemen, Weesp en het Gooi (naast uiteraard de provincie Utrecht). In deze oorkonde verklaarde hij, zwart op wit, dat hij dat gezag over ‘Diemen’ geheel en al toevertrouwde aan zijn ‘leenman’, ridder Gijsbrecht II van Amstel. Het ging om zowel bestuur als rechtspraak en die werden door Gijsbrecht van Amstel in naam van de bisschop uitgeoefend. Van vader op zoon want het werd de Van Amstels erfelijk verleend. De Van Amstels kregen daarmee de titel Heer van Diemen. Daarnaast waren ze ook Heer van Amstelland, waarin toen ook Amsterdam begon te ontstaan.

Op hun beurt vertrouwden de Van Amstels het dagelijks bestuur en de rechtspraak toe aan een door hen benoemde schout. Een schout verenigde de functies van burgemeester, politiecommissaris, officier van justitie én voorzitter van de plaatselijke rechtbank in zich. Want Diemen had toen ook een eigen, plaatselijke rechtbank, met schepenen die vonnis wezen, ongeveer zoals nu nog in Engeland en Amerika de jury een schuldig of onschuldig uitspreekt. Alleen bij zware vergrijpen of halsmisdrijven (misdaden waar de doodstraf op stond) nam de Heer van Diemen de taken van de schout over. Rechtszittingen werden aanvankelijk gehouden in de open lucht, op een door koorden afgezet rechthoekig stuk land, ook wel vierschaar genoemd. Maar later in het daarvoor gebouwde Rechthuis in Oud-Diemen, dat in 1992 herbouwd is.

Tot in het begin van de 12e eeuw gingen de Diemenaren vooral in Muiden ter kerke, al kwam er in Overdiemen ook een (later verdwenen) kapel waar je kon bidden. Op een kopie uit 1593 van de door Joost Jansz. Beeldsnijder vervaardigde kaart van Noord-Holland staat de kapel nog ingetekend

Toen begin 12de eeuw de bewoning van de gebieden ten westen van de Diem toenam kreeg Diemen daar ook een eigen kerk. Die kerk was gewijd aan Maria, de moeder van Jezus van Nazareth, en stond op de terp in Oud-Diemen, waar zich nu nog de begraafplaats ‘Gedenk te Sterven’ bevindt. Het moet aanvankelijk een houten gebouw zijn geweest en vermoed wordt dat deze kerk rond, of iets na het jaar 1100 gebouwd is.

Een op het kerkhof opgegraven sarcofaag moet ongeveer uit dezelfde tijd dateren en waar begraven werd was meestal ook een kerk, dus die zal er toen al gestaan hebben. Een door archeologen gevonden tinnen pelgrimsinsigne is iets jonger, waarschijnlijk eind 12e eeuw. Een 17de eeuwse bezoeker heeft echter op een kerkraam het jaar 1136 gezien en daar zou het stichtingsjaar van de kerk mee bedoeld kunnen zijn. Dat was in de stenen kerk die in de 14de of 15de eeuw de houten kerk had vervangen. Die stenen kerk werd in 1807 afgebroken maar de fundamenten ervan zijn op de begraafplaats ‘Gedenk te Sterven’ in Oud-Diemen nog altijd terug te vinden. 

Jaap Haag

Verder lezen: Jaap Haag, Het Regthuys in Oud-Diemen, tijdschrift HKD, jrg. 9, 1999 -2 en Jaap Haag en Wiard Krook, Een niet meer bestaande dorpskerk, tijdschrift HKD jrg. 15,