De Johanneskerk

Van slotkapel tot kerk

Tijd van regenten en vorsten

Een oud Nederlands gezegde luidt: "Laat de kerk in het midden". In veel historische plaatsen in ons land staat de kerk ook daadwerkelijk in het centrum. Zo niet in Diepenheim. In de 12de eeuw bouwde graaf Hendrik van Dale, Heer van Diepenheim, een burcht aan de Regge op de plaats van het huidige Huis te Diepenheim. In opdracht van zijn vrouw, gravin Regenwice, werd binnen de verdedigingswerken van de burcht, een kleine slotkapel gebouwd, ongeveer op de plaats van de huidige kerk. In de toenmalige kerkelijke hiërarchie viel deze onder de parochie Markelo, maar in 1224 werd de slotkapel gewijd tot zelfstandige parochie. In de opvolgende jaren werd de slotkapel uitgebouwd tot een gotische kerk en omstreeks 1300 gewijd aan de evangelist Johannes, aan Maria en aan Johannes de Doper. De kerk heet vanaf die tijd Johanneskerk.

Klokkentoren met drie klokken

Eind 15de eeuw werd de kerk voorzien van een klokkentoren met daarin drie klokken. Deze zijn in 1943 door de Duitsers geroofd om er munitie van te maken. Alleen de kleinste klok, met daarop het jaartal 1366, is gespaard gebleven en terechtgekomen in het Rijksmuseum Twente in Enschede. Dat heeft de klok op zijn beurt in bruikleen gegeven aan het klokkenmuseum in Heiligerlee.
In 1949 had de Diepenheimse gemeenschap zoveel geld bij elkaar gebracht dat drie nieuwe klokken konden worden gegoten. Op oudejaarsavond 1949 werd, na 6 jaar stilte, door de nieuwe klokken het nieuwe jaar ingeluid. Zij dragen alle drie een opschrift. De grote klok: "Ik vervang de klok, zo bruut geroofd door Duits geweld. Ik roep: Soli Deo Gloria, zoals op d'ander stond vermeld". Middenklok: "Uren aangeven is mien opdracht, opstoan en anpakken den oewen". Kleine klok: "Ik vervang de kleine klok van 1366, die gebarsten is".

Predikantenbord

In 1601, tijdens de Reformatie, werd pastoor Arnold Lowers voor de gereformeerde classis in Oldenzaal gedaagd. Hij weigerde daar te verschijnen omdat hij de kerk van Rome trouw wilde blijven. Het baatte hem echter weinig. Enkele weken later werd hij door de classicale vergadering te Deventer uit zijn ambt gezet en moest onmiddellijk de pastorie verlaten. In 1602 werd ds. J. Buranus als eerste predikant zowel in Goor als in Diepenheim benoemd. De borgmannen, goedheren en schepenen van Diepenheim vonden dit niet ideaal en eisten een eigen predikant. Een ernstige waarschuwing van de classis was het gevolg. Er moest eerst aangetoond worden dat ze voldoende middelen hadden om een eigen predikant te kunnen onderhouden. Dat is blijkbaar gelukt, want in 1604 was ds. Buranus alleen predikant te Goor en "van Diepenheims gemeinte geheel ontslagen". Juist in dat jaar viel Twente weer in Spaanse handen. Pas in 1618, nadat de Spanjaarden waren verdreven, kreeg Diepenheim opnieuw een predikant. De reeks van predikanten werd daarna ononderbroken voortgezet tot op de dag van vandaag. In de kerk hangt een predikantenbord met daarop alle namen.

Bijzonderheden in de kerk

De oorspronkelijke gotische kerk bestaat niet meer. Vermoedelijk is deze in het rampjaar 1672 zwaar beschadigd door toedoen van de troepen van bisschop Bernard van Galen van Munster, bijgenaamd "Bommen Berend". Enkele jaren later stortte de kerk geheel in. De toren bleef gespaard. Dankzij financiële steun van de Ridderschap en Steden van Overijssel, zeg maar het provinciaal bestuur, werd in 1679 een nieuwe kerk gebouwd. Een opvallend verschil met de oorspronkelijke gotische kerk is dat het "koor" ontbreekt. Dit heeft in de protestantse eredienst geen functie en werd dus ook niet herbouwd.
In 1871 verrees de huidige pastorie. De eerste steen werd gelegd door de toenmalige president-kerkvoogd, graaf Schimmelpenninck. In de periode 1974-1975 is de kerk grondig gerestaureerd. Vanzelfsprekend behielden de zogenaamde gestoelten of herenbanken, verbonden met de adellijke huizen rond Diepenheim, hun prominente plek voorin de kerk. Zij verwijzen naar het instituut van Borgmannen dat omstreeks 1180 werd ingesteld door graaf Hendrik van Dale en tot op de dag van vandaag bestaat. Boven de herenbanken hebben schildborden gehangen. Vermoedelijk zijn die in de Franse tijd, onder het motto vrijheid, gelijkheid, broederschap, uit de kerk verwijderd. De fraai bewerkte kansel is uit 1690. In de kerk liggen nog meerdere grafstenen. De meest gave steen is, om verder afslijten te voorkomen, geplaatst tegen de westmuur. Het is de steen van de familie Battenberg-Fockink, omstreeks 1600 bewoners van havezate Warmelo.
Het orgel is van 1892 en gebouwd door G. van Druten uit Hemmen. Met de kerkrestauratie van 1974/1975 is het orgel gerenoveerd en verplaatst vanaf de balustrade naar achteren op het hangzolder. In 2006 is het orgel nogmaals gerestaureerd en grotendeels teruggebracht in de originele staat.