De Werkliedenvereniging

De arbeidersbeweging

Tijd van burgers en stoommachines

De Enschede kapelaan Alfons Ariëns (1860-1928) geldt als pionier en grote bezieler van de katholieke arbeidersbeweging. In 1891 gaf hij de aanzet tot de oprichting van de RK Werkliedenvereeniging Borne. De oprichting vond plaats in het café De Halve Maan aan de Marktstraat onder leiding van pastoor J.H. Hendriks. Er waren 37 belangstellenden die zich als lid opgaven. De werkliedenvereniging was een zogenoemde standsorganisatie onder leiding van de katholieke kerk en had het karakter van een gezelligheidsvereniging. Ariëns had kort daarvoor de vakbond, RK Twentsche Fabrieksarbeidersbond voor textielarbeiders opgericht, om beter voor de materiële belangen van deze mensen te kunnen opkomen.De katholieke kerk had geen directe bemoeienis met deze Bond. De afdeling Borne werd 1 maand na de oprichting van de Werkliedenvereeniging opgericht. In 1893 werd deze bond gedwongen op te gaan als onderafdeling in de werkliedenvereniging. Dit leidde tot conflicten en Ariëns moest er zelf aan te pas komen in Borne om de bondsleden te overtuigen van de noodzaak van deze maatregel. De onderafdeling voor jonge arbeiders tot 21 jaar van de RK Werkliedenvereeniging, de Jonge Werkman, werd op 30 januari 1927 opgericht. Door de Nederlands Hervormden werd in 1901 de afdeling Borne van de Christelijken Werkmansbond en de Christelijken Jongelings Vereniging opgericht.

Arbeidsconflict bij Spanjaard

In september 1903 ontstond er een conflict bij textielfabriek Spanjaard. De spoelsters werden in die tijd regelmatig naar huis gestuurd omdat er geen werk was. Tevens werd het weekloon teruggebracht van f 5,‒ of f 5,50 naar f 3,20. De meisjes wilden hierover spreken met "mijnheer". Er werd hun echter te verstaan gegeven dat ze aan het werk moesten gaan of anders naar huis konden gaan. De meisjes gingen naar huis en werden ontslagen. Dit conflict zorgde voor de nodige consternatie in het dorp. De werkliedenverenigingen, de Christelijken Werkmansbond voorop, namen het voor de meisjes op en de overige arbeiders verklaarden zich solidair. Spanjaard was niet bereid tot overleg en kondigde, middels een proclamatie op 17 september, aan dat de fabriek een week later stilgelegd zou worden en dat alle arbeiders vanaf dat moment als ontslagen zouden worden beschouwd. De heren Spanjaard wilden beslist niet met de werkliedenverenigingen spreken. Daarop werd een commisie van vier arbeiders samengesteld, die tweemaal tevergeefs overleg voerden met Spanjaard. De fabriek sloot de deuren. De werkliedenverenigingen besloten dagelijks bijeen te komen en collectes te organiseren in Borne en bij de textielfabrieken in Twente. De collectes en giften brachten zo'n f 1200,‒ op. De uitgeslotenen kregen een kleine uitkering uit het bijeengebrachte geld. Na verloop van tijd werd een afvaardiging van de werkliedenverenigingen toch ontvangen door Spanjaard en wist men tot overeenstemming te komen over de condities waaronder het werk hervat kon worden. Op maandag 19 oktober werd het werk weer opgepakt.

Uitsluiting

De arbeiders van Spanjaard werden ook met enige regelmaat getroffen door de uitsluitingsmaatregel van de textielfabrikantenvereniging Twente & Achterhoek als bij één van haar leden werd gestaakt. De arbeiders van andere leden werden dan uitgesloten en de fabriek stilgelegd. Dit gebeurde o.a. op 12 november 1922 als gevolg van een staking bij De Jong en van Dam in Hengelo. De grote textielstaking van 1923/24 in Enschede bij Van Heek leidde zelfs tot een uitsluiting van 5 maanden van 24 december 1923 tot 3 mei 1924.

Staking 1931/'32

De grootste staking waar Borne mee te maken kreeg, was de Twentse textielstaking van 1931-1932. Deze staking viel midden in de crisistijd en was ongekend door de omvang en de hardnekkigheid ervan. De georganiseerde arbeidersklasse en de Fabrikantenvereniging gingen het gevecht vol aan en gaven elkaar niets toe. Op maandag 14 december 1931 brak in Borne de staking uit bij Spanjaard en de mensen gingen een beroerde Kerst tegemoet, aangezien de stakingsuitkeringen alleen toereikend waren voor het hoogst noodzakelijke. De gemoederen liepen op een bepaald moment zo hoog op dat de burgemeester het samenscholen bij de fabrieken van Spanjaard verbood. Toen aan dit verbod geen gehoor werd gegeven, zette hij de politie versterkt met rijksveldwachters in, die de mensen niet bepaald zachtzinnig uiteen dreven. Uiteindelijk trokken de fabrikanten aan het langste eind.