Concentratiekamp Erika

Een oord van verschrikking

Tijd van wereldoorlogen

"De gevangenen gingen in groepen van tien of twintig man naar de bosschen om te werken", schreef G.J. Krijgsman over zijn verblijf in kamp Erika. "Er moesten boomen versjouwd worden, die zóó zwaar waren, dat vijf man er een aardig vrachtje aan gehad zouden hebben. Wij moesten zoo'n boom echter met twee man ongeveer 2 km ver dragen. Anderen moesten ploegen en eggen voortrekken. Wij deden dit met vijf mannen. De eggen werden met een blok verzwaard, waarop een bewaker ging zitten. Het parool was: trekken of dien dag geen eten. Zoo ging het dag in, dag uit. Toen ik eens erg ziek was, moest ik toch mee gaan werken en was de wanhoop nabij. Hoeveel slagen en schoppen ik dien dag gekregen heb, is niet te tellen. Bovendien kreeg ik den heelen dag geen eten, terwijl ik 's avonds in de Strafkompagnie geplaatst werd. Het is met geen pen te beschrijven, hoe vreselijk dit is."

Concentratiekamp

Op het terrein van de voormalige Sterkampen richtten de Duitse bezetters in 1941 een werkkamp of Arbeitseinsatzlager in. Naar de Duitse naam voor een heideplantje noemden ze het liefkozend Erika. De gevangenen zouden in de omgeving tewerkgesteld worden. In de praktijk ontaardde Erika in een sadistisch concentratiekamp. Het contrast tussen de vreedzame bedoelingen van tal van vrije vogels die hier onder leiding van Krishnamurti hadden verbleven en de wreedheden die gevangenen er enkele jaren later ondergingen kon haast niet groter zijn.

Stukgeslagen geweren

Aanvankelijk was nog onduidelijk voor welke doelgroep Erika bestemd zou worden. Begin 1942 wees Rijksminister Seyss-Inquart het kamp aan de Nederlandse justitie toe om veroordeelden vanwege economische delicten te plaatsen. Door de invoering van het distributiesysteem bloeiden de zwarte handel en zaken als illegale slachterij volop. De gevangenen in Erika werden door speciaal opgeleide Nederlanders van het Kontroll-Kommando (KK) bewaakt. Voor een relatief licht vergrijp als vervalsing van distributiebonnen kregen ze in Erika wel een heel strenge behandeling. Ze moesten zware lichamelijke arbeid verrichten tegen een veel te karig rantsoen onder bijzonder primitieve leefomstandigheden. De bewakers sloegen de gevangenen voortdurend, lieten ze eindeloos op appèl staan en gaven de uitgehongerde gevangenen slechts enkele minuten de tijd om hun soms kokendhete maaltijd naar binnen te proppen. Het strafregime bestond uit een meerdaagse verblijf in een aardedonkere bunker zonder enige voorzieningen. De mensonterende behandeling van bepaalde gevangenen is misselijk makend om te lezen. De bewakers vroegen via officiële kanalen doodleuk vervanging aan voor hun op gevangenen stukgeslagen geweren. Zeker 170 gevangenen kwamen in Erika om het leven.

Alarmerende berichten

Ruim de helft van de drieduizend gevangenen in Ommen werd naar de Duitse werkkampen doorgestuurd. Eén van deze werkkampen, in Heerte, was zo mogelijk nog erger dan Erika. In deze oorden kwamen nog eens zo'n 150 mensen om het leven. De miserabele behandeling van de gevangenen bleef niet onopgemerkt bij de buitenwacht. Na alarmerende berichten in het illegale blad Parool verrichtten Nederlandse rechters een onthutsend onderzoek naar de situatie in Ommen. De rechterlijke macht weigerde vervolgens om nog mensen tot "werkstraffen" te veroordelen. Seyss-Inquart besloot daarop Erika als justitiekamp op te heffen.

Beul van Ommen

Spoedig kreeg het kamp een herbestemming als gevangenis voor "asocialen", volk van allerlei slag uit bijvoorbeeld de tuchtkolonie Veenhuizen, én weigeraars of gevluchte personen van de verplichte tewerkstelling in Duitsland. De groepen leefden in Erika strikt van elkaar gescheiden. Het regime was iets milder dan voorheen, maar nog steeds waren mishandelingen aan de orde van de dag. In 1944 kregen de bewakers van Ommen ook de opdracht de zogeheten weigeraars en contractbrekers, evenals andere illegalen, actief op te sporen. Tot in de verre omtrek hield de gevreesde knokploeg van Erika huiszoekingen en razzia's. Herbertus Bikker maakte hierbij naam als "de beul van Ommen". Hij schoot onder meer de Ommer verzetsman Jan Houtman in koelen bloede neer. Na de oorlog wist Bikker naar Duitsland te ontkomen, waar hij als Duits staatsburger tot aan zijn dood in 2008 leefde. Kamp Erika diende na de oorlog 1½ jaar voor de internering van NSB-ers. Door gebrekkige hygiënische omstandigheden brak een tyfusepidemie uit, die maar liefst 120 gedetineerden het leven kostte. Het kampterrein is tegenwoordig in gebruik als vakantiepark. Er is een bescheiden monument opgericht ter nagedachtenis aan deze hel op aarde.