Schenkingsoorkonde

Het ontstaan van Olst

Tijd van monniken en ridders

De hof Holsto wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde uit het jaar 947. Hij was gelegen op een oude rivierduin langs de IJssel op de plek van het huidige dorp Olst.

Koningsgoed, kloostergoed

De hof was aanvankelijk eigendom van het geslacht der Karolingers, dat in de vroege Middeleeuwen heerste over een groot deel van Europa. Het zogenaamde koningsgoed moet omstreeks het jaar 800 zijn gesticht, toen Karel de Grote tijdens een langdurige oorlog de hier wonende Saksen onderwierp en het IJsselgebied aan zijn rijk toevoegde.
Mogelijk was het een ontginningsnederzetting in het schaars bewoonde dal van de IJssel, maar het is niet uit te sluiten dat de hof werd gevestigd op een al langer bewoonde rivierduin, ontgonnen door de vroegere Saksische elite. De naam Holsto is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van "holst", een woord uit de streektaal voor "hulst". Door de verovering van Karel de Grote ging het IJsselgebied deel uitmaken van het grote Karolingisch rijk. De bewoners, die vermoedelijk nog in stamverband leefden, raakten betrokken bij twee nieuwe machtige instellingen: de staat en de kerk. De hof was maar korte tijd koningsgoed. Hij werd ongeveer ¾ eeuw na de vermoedelijke stichting, of misschien nog wel eerder, door een kleinzoon van Karel de Grote, Lodewijk de Duitser (circa 806 tot 876), geschonken aan een vrouwenklooster in Essen (Dsl.). Het klooster werd bewoond door vrouwen uit adellijke families, die leefden volgens de regels van de Benedictijner orde. De schenking werd in 947 opnieuw bevestigd, omdat de oorspronkelijke schenkingsakte, vermoedelijk bij een brand, verloren was gegaan.

Hof of curia

Een middeleeuwse hof of curia was een bepaalde vorm van grootgrondbezit, die bestond uit de hoofdboerderij of hof met een betrekkelijk grote hoeveelheid grond en enkele kleinere boerderijen die werden bewoond door horigen. Het geheel werd beheerd door een meier, die als regel op de hof woonde. Horigen waren erfelijk gebonden aan de grond, die zij niet mochten verlaten zonder toestemming van de landheer. De door de meier bewoonde hof lag even ten zuiden van de huidige dorpskerk. De bij de hof behorende grond omvatte hoogstwaarschijnlijk het aangrenzende akkerland, dat in latere tijd bekend werd onder namen als Kerkenland en Olsterkamp.

Erfpacht

Na ontbinding van de hoforganisatie, vermoedelijk in de 13de eeuw, verdeelde men het kloosterbezit in zelfstandige boerderijen, die op basis van erfpacht werden uitgegeven. De erfpachters werden na verloop van tijd praktisch eigenaar van hun goed: ze mochten het onder bepaalde voorwaarden zelfs verkopen. Omstreeks 1800 kwam definitief een einde aan de eeuwenoude, formele band tussen het Essense klooster en Olst en werd grondeigenaren de gelegenheid geboden de nog bestaande verplichtingen af te kopen.

Van hof naar dorp

In de loop van de Middeleeuwen groeide de hof Holsto geleidelijk uit tot het dorp Olst. De naam "Olst", een verbastering van (h)olst(o), wordt voor het eerst in 1234 vermeld. In die tijd was de benaming "Holsto" al in onbruik geraakt. De woonkern van het middeleeuwse Olst lag rondom de dorpskerk. Ze breidde zich in de 12de en 13de eeuw langs de huidige Van Limburg Stirumstraat in noordelijke richting uit. Omstreeks 1300 telde de buurschap Olst en Overwetering 36 erven ofwel 250 tot 350 inwoners. Er was een parochiekerk en er woonde een "mouleman" of molenaar in het dorp. De windmolen wordt voor het eerst in 1405 expliciet vermeld.