Tussen bos en bouw

Houthandel en meubelindustrie

Tijd van burgers en stoommachines

Het Land van Vollenhove was van-ouds bosrijk, sterker, de streek ontleende haar naam aan het "bos van Fulnaho". In de 19de eeuw nam de vraag naar hout als bouwmateriaal sterk toe. In de streek kwam een aantal houtbedrijven tot grote bloei.

Tromp Meesters

De firma J. en M. Meesters, die vooral in de leerlooierij werkzaam was, richtte in 1833 een windzaagmolen op aan het Steenwijkerdiep. De zonen van J. Meesters, Hendrik en Salco, begonnen hun eigen houthandel in 1837. 9 jaar later bouwden ook zij een houtzaagmolen aan het Steenwijkerdiep. In 1854 werd deze molen voorzien van een stoommachine. Grondstoffen werden eerst uit de directe omgeving aangevoerd, maar al snel werd het zachthout geïmporteerd uit Scandinavië en Rusland. Hier bezat de firma door erfenis van de familie Tromp in Woudsend eigen bossen. Ook de naam Tromp werd geërfd en aan die van Meesters toegevoegd tot Tromp Meesters. Hoewel de familie Tromp Meesters ee groot fortuin in de houthandel wist te vergaren en een zeer grote rol heeft gespeeld op politiek en maatschappelijk gebied, is de firma nooit een grote werkgever geworden.

Loos

In Blokzijl had de familie Loos de uit 1737 stammende en in 1824 afgebrande zaagmolen van de familie Mastenbroek en latere schoonzoon Eindhoven weer opgebouwd. In 1858 werd deze uitgerust met een stoommachine. De houthandel en houtzagerij van de firma Loos verwerkte, net als Tromp Meesters, geïmporteerd zachthout en was rond 1920 met 150 personeelsleden de grootste werkgever van Blokzijl. Toen men in de landen waar vanuit zij hun hout importeerden zelf het zagen en bewerken van hout ter hand nam, werd het zagen van zachthout in Steenwijk en Blokzijl te duur. Voor de firma Tromp Meesters betekende dit al in 1906 het einde. De firma Loos is uiteindelijk in het begin van de jaren '30 ten onder gegaan. Op deze houtzagerij brak eind 1924 een staking uit, na het verbod van de directie aan de werknemers om zich bij een vakbond aan te sluiten. De staking zou bijna twee-en-een-half jaar gaan duren en luidde de ondergang in van het bedrijf dat ooit één van de grootste houthandels in Europa was.

Wicherson

In 1854 richtten Jan Wicherson en Dirk Hendrik Schuite een houthandel in Steenwijk op. In hun windmolen aan de huidige Prins Bernhardstraat werd vooral hardhout gezaagd. In 1866 werd de molen voorzien van een stoommachine. In 1871 verhuisde houthandel Wicherson naar het Steenwijkerdiep. Het bedrijf produceerde overwegend hout voor sigarenkistjes en de wagenmakerij. De firma groeide in het begin van de 20ste eeuw uit tot de grootste werkgever van Steenwijk, met meer dan honderd werknemers. Houthandel Wicherson is nog steeds gevestigd aan het Steenwijkerdiep.

Monsieur

In Steenwijk is ook een meubelindustrie ontstaan. De in 1840 opgerichte firma Monsieur maakte biljarttafels, meubelen en ontwikkelde zich tot een grote exporterende werkgever. Het bedrijf werd in 1975 overgenomen en verhuisde naar Wolvega. In 1982 moest het de deuren te sluiten. Vaak richtten werknemers van Monsieur nieuwe bedrijfjes op. Deze wisten echter meestal niet tot bloei te komen. In 1919 werd de lijsten- en later kleinmeubelfabriek Nieweg en Banis gesticht. Dit bedrijf maakte een enorme groei door en had in 1935 circa 150 werknemers. In 1969 is de fabriek, na een grote brand, gesloten. De laatste meubelfabrieken van enige omvang, Heetebrij en Hoogwerf, sloten in de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw hun deuren.

Leden van de fabrikantenfamilies Tromp Meesters, Wicherson en Loos waren niet alleen grote werkgevers, maar hebben ook een belangrijke rol gespeeld in het bestuur en in het sociaal-maatschappelijk en culturele leven van Steenwijk en Blokzijl.